Avsnitt

  • Nahum

    Nadat de profeet Jona de Assyrische stad Nineve met veel tegenzin had opgeroepen zich te bekeren, deden ze dit. Dat was waarschijnlijk rond het jaar 798 voor Christus. Maar ruim tachtig jaar later is Nineve de waarschuwing weer vergeten en nu voorspelt Nahum de ondergang van de stad. Dit keer gaan de inwoners door met hun goddeloze praktijken en uiteindelijk wordt de stad ingenomen en vernietigd door de Babyloniërs. Het had niet zo ver hoeven komen. Nahum beschrijft God ook als een goede God. Hij is als een veilig fort in tijden van nood.

    Habakuk

    Habakuk is een man die van God houdt en zijn best doet niet te zondigen. Maar hij wordt van binnen verscheurd door het feit dat anderen bij herhaling Gods wetten overtreden.

    De Heer laat hem weten dat Hij de Babyloniërs - ook wel Chaldeeën genoemd - zal gebruiken om Juda te straffen. Dit zorgt zacht gezegd voor teleurstelling bij Habakuk. Hij stelt dezelfde vraag die wij misschien ook wel hebben. Waarom zet God een ander, trouweloos volk in om het kwaad te stoppen in Juda? Is dat niet kwaad met kwaad vergelden? Het antwoord: ieder volk dat zich laat leiden door zijn eigen trots gaat uiteindelijk ten onder, maar wie zich houdt aan Gods wet zal leven.

    (Overigens, wie het Oude Testament goed leest, realiseert zich dat niemand zich volledig aan de wet kan houden, maar dat hij of zij op God moet vertrouwen voor vergeving van zonden. Dat is wat we telkens zien.)

    Habakuk eindigt met een mooie psalm over de tempel in Jeruzalem. God zal Zijn volk redden. Habakuk hoopt dat hij dat nog zal meemaken, maar zelfs al raakt hij alles kwijt, dan nog zal hij vreugde vinden in de Heer. Op een dag komt alles goed.

    Sefanja

    De profeet Sefanja leefde in dezelfde tijd als Habakuk, zo rond 626 voor Christus. Zijn boodschap lijkt ook op die van zijn collega. Eerst brengt hij een boodschap van wanhoop. De Heer zal de kwade volken verwoesten en zelfs de aarde zal vergaan door het vuur van God. Maar één vers later lezen we hoe God niet langer boos is. Sterker nog, de volken zijn nu gezuiverd en ze komen van ver om God te dienen. Niemand, ook Jeruzalem niet, hoeft meer kwaad te vrezen.

    Haggai

    Haggai is de eerste Bijbelse profeet die optreedt ná de ballingschap. Misschien herinner je je nog dat een deel van de ballingen terugkeerde naar Juda nadat de Babyloniërs waren verslagen door de Perzen. Onder hen waren Zerubbabel (een nakomeling van David) en Jozua (een afstammeling van Aäron).

    In feite waren zij de koning en de hogepriester, maar niet officieel. Na terugkomst in Jeruzalem werd begonnen aan de bouw van de tempel, maar al gauw wordt dat werk neergelegd. Wel bouwen de teruggekeerde mensen huizen voor zichzelf. Als de opbrengst van de landbouw tegenvalt, openbaart God aan Haggai dat dit komt doordat de mensen de tempel negeren. Zerubbabel en Jozua luisteren naar Haggai en laten de tempel herbouwen.

    Zacharia

    ‘Zacharia’ is het langste Bijbelboek van de kleine profeten. Er zitten verhalen in, maar ook visioenen en profetieën. (Een visioen laat een beeld van de werkelijkheid zien en een profetie is zwartwit gezegd een voorspelling van de toekomst.) Deze geven een goede inkijk in de geestelijke strijd, want Zacharia ziet bijvoorbeeld hoe satan probeert om Jozua zwart te maken. Letterlijk.

    De engelen geven Jozua in opdracht van God echter schone kleren. Hij mag dus zijn taak als priester oppakken. Hij is schoongemaakt en kan bemiddelen tussen God en mens. Ook Zerubbabel krijgt hoopvolle woorden te horen. Niet door kracht of geweld zal hij slagen in zijn leidersrol, maar door de Geest van de Heer. Helaas is het nog geen eind goed, al goed. Het tweede deel van Zacharia bevat profetieën over tijden van moeilijkheden, maar uiteindelijk zal God Zijn volk redden. Hij zal heersen over de aarde en alle volken zullen Hem aanbidden in Jeruzalem.

    Maleachi

    Maleachi leefde zo’n vierhonderd jaar voor Christus. Hij laat ons zien dat de mens uit zichzelf niet in staat is om zich aan Gods wet te houden. Hij geeft als het ware gesprekken weer tussen God en Zijn volk. God roept de mens namelijk op trouw te blijven. Daaruit kun je afleiden dat de Israëlieten daar nog altijd niet in zijn geslaagd.

    Om eerlijk te zijn: het lukt ons vandaag de dag ook niet. Er is meer voor nodig dan goede bedoelingen. En zo bouwt het Oude Testament op naar zijn cliffhanger. ‘Let op’, zegt God, ‘Ik stuur een nieuwe profeet, een man zoals Elia.’ Jezus zou ons later vertellen dat Hij die ‘Elia’ niet was. Het was Jezus’ neef, die wij kennen als Johannes de Doper.

    Samenvatting van de profetische boeken (1 minuut)

    De profeten spreken namens God en gaan ver - heel ver - om aan het volk duidelijk te maken dat hun eigen gedrag tot hun ondergang zal leiden. In de historische boeken zagen we al dat Israël op enkele perioden na deze waarschuwingen in de wind sloeg. Het noordelijke én zuidelijke rijk werden verslagen door buitenlandse machten en weggevoerd. De profeten zagen dit aankomen. God zette hen in om deze boodschap over te brengen, ook al wist Hij dat de Israëlieten niet tot inkeer zouden komen.

    Hoewel God wereldrijken gebruikt om Israël, Juda en de landen om hen heen te straffen voor hun goddeloze gedrag, ontkomen ook die arrogante rijken niet aan het oordeel. Zij worden op hun beurt weer verslagen. Zo laat God zien dat Hij geen kwaad kan tolereren.

    Is er dan geen hoop voor de mens? De mens kan uit zichzelf toch nooit voldoen aan Gods standaard? Dat klopt. Maar er is wel degelijk hoop. God zelf zal voorzien, in de vorm van een Messiaanse Koning. Deze Koning is geen heerser zoals de leiders op aarde die met macht, corruptie en geweld hun koninkrijken vestigen. Nee, deze Koning komt als een Lijdende Dienaar. Hij zal zelfs worden vermoord, maar later ook weer leven en Gods koninkrijk definitief vestigen. Er komt een nieuw Jeruzalem. Mensen uit alle volken zullen God daar aanbidden en God zelf zal tussen hen in wonen. Deze plaats is mooier dan de Hof van Ede.

    Zo ver is het nog niet. De profetische boeken en dus het Oude Testament eindigen met een open vraag. Wie is deze Dienaar en wanneer komt Hij?

  • Saknas det avsnitt?

    Klicka här för att uppdatera flödet manuellt.

  • De ‘kleine profeten’ vormen het slotakkoord van het Oude Testament. Dit is een verzameling van vrij korte, profetische Bijbelboeken. Dat ze ‘de kleine profeten’ worden genoemd, heeft trouwens weinig met het postuur van deze mannen te maken, maar alles met de lengte van deze teksten. Het mooie van deze twaalf boeken? Je ziet het hart van God, alle belangrijke thema’s van het Oude Testament komen terug én ze werken toe naar een cliffhanger.

    Zo worden de Israëlieten gewaarschuwd dat hun relatie met God is verstoord. De oproep is om hun fouten toe te geven, te stoppen met hun afgoderij en terug te keren naar God. Met andere woorden, God geeft hun de kans zich te bekeren.

    Sommige van deze boeken zijn geschreven voor de ballingschap, andere net daarna. In het boek Koningen hebben we al gezien dat Israël Gods waarschuwingen over het algemeen niet serieus nam en daar uiteindelijk de prijs voor betaalde.

    Daarom worden Gods oordelen beschreven. Zowel die voor Israël als die voor de volken die Israël onderdrukken en zich evenmin aan Gods wetten houden. Ook beschrijven de profeten de ‘Dag van de Heer’. Dit is de dag waarop God Zijn oordeel zal uitspreken. Een tijd van rampspoed voor mensen die niet bij God willen horen en een zegen voor mensen die wel op God vertrouwen.

    Zo is er ook hoop en iets om naar uit te kijken: het nieuwe Jeruzalem, een plaats net zo mooi als de Hof van Eden, een plek waarin God weer onder de mensen zal wonen en de hoofdstad van het koninkrijk van de Messiaanse koning.

    Oké, wie zijn de ‘kleine profeten’ en wat hebben ze te vertellen?

    Hosea

    Het begint met Hosea, die leefde in het noordelijke koninkrijk rond 750 voor Christus. Hosea kreeg een moeilijke opdracht. Hij moest Gods verbond met het volk Israël uitbeelden. Zoals eerder gezegd, een verbond is een overeenkomst. Een soort contract eigenlijk. Een vorm van een contract is bijvoorbeeld een huwelijk waarbij man en vrouw trouw aan elkaar beloven.

    Om het huwelijk tussen God en Israël uit te beelden, moest Hosea trouwen met een hoer. Hij redde haar zo uit de prostitutie, maar later was ze hem ontrouw en keerde ze terug naar het bordeel. Hosea kocht vervolgens zijn eigen vrouw terug van het bordeel.

    Normaal gesproken zou een Israëlische man niet met een prostituee trouwen. En hij zou haar zeker niet terugkopen als ze opnieuw haar oude beroep ging uitoefenen. Toch was dat wat Hosea deed. Op dezelfde manier betaalde God jaren later losgeld voor Israël (en voor ons!) door Zijn Zoon te offeren. Hosea laat zo Gods verlossingsplan zien, al wist hij waarschijnlijk niet hoe God de mens zou vrij kopen.

    Joël

    Het is niet bekend wanneer ‘Joël’ is geschreven. Het zou kunnen dat dit was net voor de val van Jeruzalem of anders ongeveer 400 jaar voor Christus. Joël vergelijkt een sprinkhanenplaag die het land teistert met de dag van het oordeel. Het boek benadrukt hoe God zonden zal straffen, roept op tot bekering, en laat zien dat er bij God genade en verlossing te vinden is. Dit geldt niet alleen voor Israël maar voor alle natiën. In het nieuwe Jeruzalem zal geen hongersnood zijn zoals tijdens en na de sprinkhanenplaag, maar een overvloed aan voedsel.

    Amos

    Amos was een herder uit het zuidelijke rijk dat bestond uit de stammen Juda en Benjamin, maar hij preekte in het noorden. Hij deed dat net vóór of misschien wel in dezelfde periode als Hosea. Amos is om eerlijk te zijn een wat deprimerend boek. Het gaat er vooral over dat Israël nu Gods vijand is en dat God hen zal verwijderen uit het land, net zoals Hij dat eerder deed met de volken die in Kanaän woonden voordat de Israëlieten bezit namen van het land. Amos kreeg te maken met veel tegenstand. Toch heeft hij uiteindelijk ook een paar woorden van hoop. Na het oordeel volgt herstel.

    Obadja

    Obadja speelt zich waarschijnlijk af net na de val van Jeruzalem. Misschien dus in dezelfde periode als Joël. Het is het kortste boek uit de Bijbel: slechts één hoofdstuk lang.

    Het gaat over Edom. De Edomieten zijn afstammelingen van Esau, de tweelingbroer van Jakob. Nadat Jeruzalem was gevallen en een deel van het volk in ballingschap was afgevoerd, plunderden de Edomieten wat er over was van de stad.

    Veel inwoners die niet waren meegevoerd naar Babylon werden als slaven verkocht. Obadja waarschuwt de Edomieten dat God ook hen zal straffen. De ‘Dag van de Heer’ nadert. Het is een dag waarop iedereen verantwoording af moet leggen. Niet alleen Edom, alle volken.

    Jona

    Jona is een kort verhaal en waarschijnlijk het meest bekende bijbelverhaal voor iedereen die ooit naar zondagschool is geweest. Het is een boek met een diepe boodschap en heeft bovendien een unieke vorm.

    Het verhaal speelt zich af tijdens de regering van Jerobeam, ongeveer 750 jaar voor Christus. Als je het goed leest, ontdek dat je er veel humor in Jona zit verstopt. Als God Jona roept om naar Nineve te gaan, gaat Jona de andere kant op. Alsof je als mens kunt wegrennen voor een almachtige God. De reactie van Jona is trouwens wel te begrijpen. Nineve lag in Assyrië (het huidige Irak). De Assyriërs vielen regelmatig andere volken aan en deden de vreselijkste dingen. Ze waren de terroristen van die tijd.

    Zoals gezegd kan Jona niet vluchten van God. Hij wordt opgeslokt door een vis en wordt pas na drie dagen uitgespuugd. Hij heeft geen andere keus en met tegenzin gaat hij naar Nineve, een stad die volgens hem verwoesting verdient. Maar als Jona heeft gepreekt, bekeren de Assyriërs in de stad zich. Dat is iets waar Jona ontzettend boos over is.

    Om hem een lesje te leren, laat God een plant groeien om Jona van schaduw te voorzien. Een dag later is de plant al weer weg, omdat God die door een worm heeft laten opvreten. Jona is opnieuw woedend op God.

    Eigenlijk staat Jona symbool voor Israël. En waar in Nineve iedereen - inclusief de dieren! - hun zonden belijden, doet Jona dat niet. Hij blijft star en boos.

    Micha

    Micha is een profeet die vaak wordt aangehaald. Hij schreef zijn boek nog voordat het noordelijke koninkrijk ten prooi viel aan Assyrië. Micha wordt vaak vergeleken met Jesaja omdat dezelfde thema’s aan bod komen, maar dan uiteraard een stuk korter.

    Micha bestaat eigenlijk uit drie preken. Ze gaan onder meer over corruptie: rechters die zich laten omkopen, rijken die wegkomen met misdaden, de armen die moeten lijden en priesters die de mensen alleen ‘helpen’ tegen betaling, in plaats van God te dienen. Hierom kan Israël straf verwachten.

    Toch laat elke preek ook hoop zien. Micha voorspelt dat er Iemand zal komen die het volk als een Herder zal leiden in een tijdperk waarin vrede en rechtvaardigheid hand in hand gaan. Dit is uiteraard de Messiaanse Koning die ook door andere profeten is aangekondigd. Ooit zal God de beloften die Hij aan Abraham heeft gedaan nakomen.

  • Daniël was een jonge man die samen met drie vrienden meegenomen werd door de Babyloniërs nadat ze Jeruzalem hadden ingenomen. Daniël is een bijzonder figuur in de Bijbel. Hij is een afstammeling van David en een trouwe volgeling van God. Zelfs in een land dat vijandig staat tegenover de godsdienst van het overwonnen volk Israël, houdt Daniël zich aan Gods wet. Met gevaar voor eigen leven moeten we daar bij zeggen.

    Het Bijbelboek ‘Daniël’ bestaat eigenlijk uit twee delen. In de eerste zes hoofdstukken worden de verhalen van Daniël en zijn vrienden verteld. Eerst weigeren ze het voedsel te eten dat niet voldoet aan Gods voorschriften. Later buigen de drie vrienden - Sadrach, Mesach en Abednego - niet voor het beeld van de koning Nebukadnessar. Ze worden in een grote vuuroven gegooid, maar verbranden niet. Sterker nog: Nebukadnessar ziet een vierde figuur, een engel, rondlopen in de oven.

    Maar eerder al legt Daniël de droom uit van koning Nebukadnessar. Een reusachtig standbeeld van verschillende materialen wordt verwoest door een grote, rollende steen. Het standbeeld staat symbool voor elkaar opvolgende koninkrijken. De rotsblok die het beeld verwoest, verandert in een berg en staat symbool voor Gods Koninkrijk.

    Dit is een belangrijk thema van Daniël. De kwaadaardige koninkrijken brengen veel geweld naar deze wereld, maar uiteindelijk zal God ingrijpen. Er komt een einde aan de hoogmoed van deze volken en er komt een koninkrijk van vrede en gerechtigheid.

    Waarschuwingen voor de koningen

    Niet veel later in het boek waarschuwt God Nebukadnessar en zijn zoon Belsassar dat ze zich nederiger moet opstellen. Dat doet Hij via een droom die door Daniël moet worden uitgelegd. Ze weigeren hun trots te laten varen en Nebukadnessar wordt waanzinnig. Nu zouden we misschien zeggen dat hij een ernstige psychose kreeg. Zeven jaar lang leeft hij als een wild dier. Na die zeven jaar ‘krijgt hij zijn verstand terug’ (zoals hij zelf zegt) en hij heeft zijn lesje geleerd. Nebukadnessar geeft God de eer die Hem toekomt en wordt nog een tijdje koning.

    Zijn opvolger (en zoon) Belsassar heeft niets geleerd van wat er met zijn vader is gebeurd en laat God links liggen. Op een avond tijdens een groot feest schrijft een vinger op een muur dat zijn tijd is gekomen. Die nacht wordt Belsassar in zijn slaap door een moordenaar om het leven gebracht. Het machtige Babylon wordt overgenomen door de Meden en de Perzen.

    God zegent Daniël en daardoor krijgt hij een hoge positie. De andere bestuurders zijn jaloers en willen hem ten val brengen. Maar omdat Daniël zo eerlijk en betrouwbaar is, kunnen ze hem alleen pakken via een list. Ze laten de nieuwe machthebber, Darius, een wet uitvaardigen die mensen verbiedt een andere god te aanbidden. Daniël bidt echter vrolijk hardop en bovendien met het raam open. Voor straf wordt hij in een leeuwenkuil gegooid, maar de wilde beesten vallen hem niet aan.

    Zo is de bemoedigende les voor christenen van alle tijden dat God helpt stand te houden tijdens vervolging. Dat zagen we ook bij de drie vrienden. Veelzeggend zijn hun woorden voordat ze in de oven worden gegooid: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat God ons zal redden en zelfs al doet Hij dit niet, dan nog zullen wij uw goden niet vereren!’

    De visioenen van Daniël

    Daniël was ook een profeet en met name de laatste zes hoofdstukken laten de visioenen zien die Daniël heeft ontvangen. Hij ziet vier beesten: een soort leeuw met vleugels, een dier dat op een beer lijkt, een soort gevleugelde panter met vier koppen, en een dier met ijzeren tanden en tien horens. Drie van de horens maken plaats voor een andere hoorn.

    Een engel moet de droom aan Daniël uitleggen. Elk dier staat voor een koninkrijk. Het laatste beest is een zeer kwaadaardig koninkrijk. De nieuwe hoorn staat symbool voor een bijzonder arrogante koning. Iemand die zichzelf boven God plaatst. Hij vervolgt Gods kinderen. In de droom worden deze koninkrijken uiteindelijk verwoest en geoordeeld.

    Er verschijnt ‘iemand die op een mens lijkt’. Oudere Bijbelvertalingen zeggen: ‘de Mensenzoon’. Dit is de verlosser die later Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Toen Jezus op aarde leefde, noemde Hij zichzelf de Mensenzoon. In de droom is te zien hoe iedereen Hem dient.

    In een volgend visioen ziet Daniël een ram en een geit. Met de ram wordt het koninkrijk van de Meden en Perzen bedoelt, terwijl de geit symbool staat voor het oude Griekenland. De geit heeft meerdere hoorns, en één daarvan staat symbool voor de zeer kwaadaardige koning waar we eerder over hoorden. Nu vertelt God dat deze koning Jeruzalem zal aanvallen en de tempel zal onteren met afgoden. Maar hij zal geen stand houden tegen God en uit de weg worden geruimd.

    Het is een hoopvol beeld, maar Daniël raakt ook ernstig in de war. Hij wil onder meer graag weten hoe lang dit nog gaat duren. Hij raadpleegt de boeken van Jeremia en ontdekt dat de ballingschap zeventig jaar zou duren. Die tijd is bijna voorbij en hij smeekt God zich te houden aan Zijn beloften.

    En ondanks dat nergens wordt beschreven dat Daniël iets verkeerds doet, belijdt hij toch de zonden van het volk. Dan verschijnt een engel aan Daniël. De engel vertelt met een ingewikkelde profetie dat er ooit een gezalfde vorst zal komen, en dat Jeruzalem zal worden hersteld.

    Toekomstige koningen

    Daniël krijgt nóg een visioen. God vertelt hem opnieuw van de koningen die nog zullen komen. Eén van hen is bijvoorbeeld de koning die wij kennen als ‘Alexander de Grote’, een Griekse veroveraar. Maar al deze koninkrijken verdwijnen weer. Uiteindelijk komt er één koning uit het noorden die Jeruzalem zal veroveren en zijn afgoden neerzet in Gods tempel.

    Het is onduidelijk welke koning hier wordt bedoeld. Misschien de Syrische koning die in de tweede eeuw voor Christus in Jeruzalem veel joden liet doden en zijn goden in de tempel plaatste. Het kan ook zijn dat de Romeinen worden bedoeld en de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na Christus. Of misschien moet dit visioen nog realiteit worden.

    Omdat de profetieën in de Bijbel vaak op meer dan één manier uitkomen, geloof ik dat al deze interpretaties waar zijn. Ze zijn op verschillende manieren werkelijkheid geworden en de volledige vervulling komt nog.

    Het boek Daniël gaf zo hoop aan het volk van God tijdens de ballingschap, tijdens de verovering door de Syrische koning, tijdens de Romeinse onderdrukking en het geeft nu nog steeds hoop, zeker voor mensen die worden vervolgd vanwege hun geloof.

    Het patroon dat Daniël beschrijft, zien we van Genesis tot Openbaring. De mens is zondig, maar God straft de zonde, vergeeft en redt. De oproep aan ons mensen is om op God te vertrouwen. Verder hoeven we niets te doen. Alleen trouw blijven, zoals Daniël en zijn vrienden lieten zien. Uiteindelijk zal God een eind maken aan al het kwaad en Zijn koninkrijk vestigen.

  • Ezechiël was een jonge priester die net als vele andere Israëlieten werd meegevoerd naar Babel.

    Op een dag zit hij in het ‘vluchtelingenkamp’ aan de rivier als God hem een visioen toont. In zijn beeld ziet hij hemelse wezens met vier koppen. De vleugels van de wezens raken elkaar aan en met zijn allen houden ze een koepel in de lucht. Het is een soort podium waar een troon op staat. Op de troon zit Iemand die op een mens lijkt. ‘De stralende verschijning van de Heer’, zegt Ezechiël hierover.

    Bij een oppervlakkige lezing van deze tekst valt het niet zo snel op, maar de vraag is: wat doet God hier in Babylon? Zijn heerlijkheid hoort te zijn in de tempel in Jeruzalem, waar de ark van het verbond staat. Natuurlijk kan God ook in Babylon spreken tot een profeet als Ezechiël, maar het verontrustende is dat in deze droom Gods troon is verhuisd.

    Al snel wordt duidelijk waarom Gods troon niet meer in de hoofdstad van Zijn volk staat. Na de eerste aanval van de Babyloniërs komt namelijk een tweede, waarbij Jeruzalem en de tempel nu ook verwoest zullen worden. God roept Ezechiël als profeet om hen te waarschuwen, maar vertelt er ook bij dat de mensen niet naar hem zullen luisteren.

    Ezechiël beeldt uit

    De taak van een profeet is niet makkelijk. Ezechiël moet zelfs uitbeelden wat het volk te wachten staat. Zo speelt hij een oorlog na, moet hij zijn haar afscheren en zelfs doen alsof hij de zondebok is die elk jaar op de Grote Verzoendag de woestijn in wordt gestuurd. Hij ligt een jaar op zijn zij en kookt zijn eten boven een hoopje stront, als een teken van het smerige voedsel dat het volk straks krijgt.

    Wat we in alle voorgaande Bijbelboeken hebben gezien, zien we nu weer. Het volk luistert niet, precies zoals God had voorspeld. Hun hart is te hard.

    Een jaar later geeft God een nieuw visioen aan Ezechiël. Dit keer laat God zien hoe de tempel wordt onteerd en hoe afgoden worden aanbeden voor het volk. De Heer maakt duidelijk dat de mensen die aan deze kwalijke praktijken meedoen, worden omgebracht.

    Ezechiël ziet de glorie van God vertrekken uit de tempel, precies zoals in zijn visioen van een jaar eerder. De troon op een koepel, gedragen door hemelse wezens.

    Het verbond verbroken?

    Het is een tragisch beeld, want het lijkt erop alsof het verbond tussen God en Zijn volk wordt verbroken. Maar dat is niet zo. God vertelt Ezechiël dat de mensen een nieuw hart nodig hebben, een hart van vlees en bloed. En God zal dat geven. Ook zal Hij uiteindelijk het volk laten terugkeren.

    De boeken van de profeten zijn soms moeilijk te begrijpen. Toch zijn ze belangrijk, want ze laten Gods hart zien, Zijn passie om Zijn heerlijkheid te delen met ons. In Ezechiël leren we dat de mens van nature zondig is. We zijn niet in staat om ons aan de wet te houden. God zal ons de verandering van ons hart geven die nodig is. Hij is genadig. Maar omdat God niet alleen barmhartig maar ook rechtvaardig is, kan Hij het kwaad niet ongestraft zijn gang laten gaan. Er blijken dan weer twee categorieën mensen te zijn: zij die hun vertrouwen op God stellen en zij die God afwijzen.

    Mensen die trots zijn en die niets met God te maken willen hebben, zullen worden geoordeeld. Dit geldt voor Israël, voor Jeruzalem maar ook voor volken om Israël heen.

    De hoofdstukken die deze oordelen beschrijven, zijn om moedeloos van te worden, maar in het laatste deel van het boek communiceert God hoop. De Heer neemt Ezechiël mee naar een vallei met droge botten. Hier is een leger gestorven. Maar God brengt de mensen weer tot leven. De botten krijgen hun vlees, hun organen en hun huid weer terug. Ook wordt het hart van steen vervangen door een hart van vlees. De transformatie is compleet. Dit zijn nieuwe mensen gemaakt van oude mensen.

    Dit verhaal doet denken aan Genesis 2, waarin God Adam en Eva creëert. Er komt dus een tweede schepping, één waarin de mens weer een relatie met God kan hebben, zoals Adam en Eva dat ook hadden voor ze van de verboden vrucht aten.

    Wat doet God met het overgebleven kwaad?

    Toch blijven er nog vragen over. Wat doet God bijvoorbeeld met al het kwaad dat nog in de wereld heerst? En keert God terug naar de tempel in Jeruzalem?

    Daar geeft God antwoord op aan het einde van Ezechiël. Eerst wordt de ondergang beschreven van een heerser die ‘Gog’ wordt genoemd. Hij vertegenwoordigt de verschillende tirannieke volken in die tijd. Ze verzetten zich tegen Gods plan om Zijn volk te redden en worden daarom verwoest.

    Zodra het kwaad is verslagen, verschuift de focus naar het herstel van de wereld. Ezechiël beschrijft een nieuwe tempel, één die nog groter en majestueuzer is dan de tempel die Salomo ooit bouwde. Gods troon - ofwel: Gods glorie - keert ook terug naar de tempel.

    Het zou kunnen dat er in het toekomstige koninkrijk van God weer een tempel komt. Persoonlijk denk ik dat de nieuwe tempel in Ezechiëls visioen vooral een symbool is voor het feit dat mensen weer vrij toegang hebben tot God. God woont dan weer onder ons.

    Dit gebeurde natuurlijk al toen Jezus naar de aarde kwam, maar gebeurt pas ten volle als Jezus weer terugkeert naar de aarde en Zijn koninkrijk definitief zal vestigen. Gods beloften komen vaak in fases uit.

    Ezechiël zegt niet in welke stad deze nieuwe tempel staat, wat voor mij ook een reden is om dit vooral symbolisch te zien. Maar het is zo’n krachtig beeld… Uit de tempel stroomt namelijk water. Levend water. Want als het uitkomt in de dode zee, komt het leven terug in de zee. Er groeien weer planten en bomen, dieren nemen bezit van het land, vissen van het water. Het is alsof we terug zijn in Genesis 1.

    In deze ‘tuin’ of ‘hof’ wordt een stad gesticht. En de naam van stad? ‘De Heer is daar!’

  • Klaagliederen is een verzameling van vijf treurige liederen. Je zou ze ook ‘begrafenisliederen’ kunnen noemen. Deze gedichten zijn waarschijnlijk geschreven door Jeremia, maar zeker weten doen we het niet. Het is wel de reden dat de Klaagliederen in de christelijke Bijbel ná Jeremia komen, terwijl het niet echt een profetisch boek is.

    Het is geschreven in de tijd van de val van Jeruzalem, waarin de Babyloniërs de stad verwoesten, mensen vermoorden en nog meer leed aanrichten. Interessant is dat ieder vers van ieder gedicht begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet, dat uit 22 letters bestaat. Daardoor lijkt het alsof de dichter het lijden van Israël van A tot Z beschrijft. Het eerste, tweede en vierde lied bestaan uit 22 verzen, keurig op volgorde van het alfabet. Het derde gedicht is eveneens op volgorde, maar dit is 66 verzen lang. Het vijfde en laatste lied bevat weer 22 verzen, maar ze staan niet op volgorde van het alfabet, alsof de schrijver hier de weg kwijt was en de chaos in zijn hoofd regeert.

    Het lied van de weduwe

    In het eerste lied horen we van een weduwe, die later de stad Sion blijkt te zijn. Sion is een andere naam voor Jeruzalem. Ze is alleen en niemand troost haar. Ze bekent haar zonden en vraagt aan God om verlossing.

    Klaagliederen is één van de redenen dat de Bijbel zo uniek is. Welke almachtige God zou toestaan dat mensen zo over Hem spreken? In het tweede lied wordt Hij zelfs als een vijand neergezet. Maar God geeft ruimte aan deze emoties.

    In het hart van Klaagliederen vinden we dus het langste gedicht, drie verzen per letter. We horen rechtstreeks van een eenzame man die spreekt over zijn lijden en zijn verdriet. Veel van zijn woorden lijken op andere passages uit het Oude Testament. De klaagzang van Job, rouwgedichten uit de Psalmen en zelfs stukken uit Jesaja over de lijdende Dienaar. De man aan het woord erkent dat het lijden komt door de ontrouw van de mens. Toch geeft juist dit hem hoop. Als God Zijn belofte hield over straf dan zal Hij ook zijn belofte over vergeving en verlossing laten uitkomen. Hij zegt:

    Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw! Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op hem gevestigd. Goed is de HEER voor wie hem zoekt en alles van hem verwacht. Goed is het geduldig te hopen op de HEER die redding brengt. (Klaagliederen 3: 22-26)

    Smeken om Gods genade

    Het vers ‘Elke morgen schenkt Hij nieuwe weldaden’ wordt vaak geciteerd. Het is makkelijk om dit te zeggen als het goed met je gaat. Maar wat als rampspoed je treft? Toch is dat wat de dichter hier doet.

    Het leed is echter niet van de ene op andere dag voorbij. Eerst wordt in lied 4 het verschrikkelijke lijden tijdens de belegering van Jeruzalem beschreven. Aan de andere kant herinnert de dichter zich ook nog hoe mooi het ooit was. Dat maakt het lijden extra zwaar.

    In het vijfde lied wordt gesmeekt om Gods genade. De schrijver bidt om een einde aan het lijden, om een terugkeer naar Jeruzalem en de dagen van vroeger. Er komt geen antwoord, geen laatste verlossend woord van hoop. Wel zegt Jeremia of wie dan ook maar de auteur is: ‘U, Heer, U zit voor eeuwig op Uw troon’.

    Het is alsof we ons moeten vasthouden aan dat gegeven. God zit op Zijn troon. Hij heeft beloften gedaan van verlossing, vrede en herstel. Er zal een nieuwe Koning komen. Maar tot die tijd maken we soms perioden van diep lijden mee.

  • Jeremia is de profeet die na Jesaja kwam. Hij maakte de laatste veertig jaar van het koninkrijk Juda mee. Hij werd door God geroepen toen hij nog maar een jonge priester was. Het grootste deel van zijn leven moest hij nare boodschappen verspreiden over het aanstaande oordeel dat het zuidelijke rijk te wachten stond. Het noordelijke rijk bestaande uit tien stammen van Israël was al weggevoerd door de Assyriërs.

    Toen God Jeremia riep, heerste koning Josia nog in Juda. Hij was de laatste goede koning, die ervoor zorgde dat de God van Israël werd aanbeden en geen afgoden. In de dagen van Josia rustte de zegen van God nog op het land en het volk. Na zijn dood ging het volledig bergafwaarts met Juda. Jeremia kreeg de ondankbare taak om de leiders en de mensen te waarschuwen voor de straf die zou komen. Hij riep op tot bekering maar slechts weinig mensen luisterden. Toch bleef hij klagen en daarom wordt hij ook wel de ‘klagende profeet’ genoemd.

    God gaat niet over één nacht ijs

    Veel mensen hebben moeite met de straffen van God. Of anders gezegd: waarom staat God dit toe of dat? Het boek Jeremia laat zien dat God niet over één nacht ijs ging. Hij had het volk via Mozes al gewaarschuwd wat er zou gebeuren als ze Hem zouden verlaten. De Judeeërs en Benjaminieten hadden gezien wat er gebeurd was met hun broeders en zusters in het noorden. Jesaja riep op tot inkeer en deze Jeremia nu ook. Maar de mensen luisteren niet. Jeremia wordt voor leugenaar uitgemaakt, zelfs gevangen gezet en gemarteld met stokslagen. Uiteindelijk, tot groot verdriet van de profeet, komen zijn woorden uit.

    Babylon neemt in 597 voor Christus de macht over. Koning Sedekia mag namens de Babylonische koning Nebukadnessar regeren. Zo’n tien jaar later komt Sedekia in opstand en wordt Jeruzalem opnieuw belegerd. Het is onduidelijk hoelang dit precies duurde, maar na 18 of zelfs 30 maanden viel de stad en werden talloze mensen meegevoerd naar Babel. Jeremia wist dat het ging gebeuren en maakte het lijden bovendien mee, al ging hij niet naar Babylon. Hij werd ontvoerd door een groep mensen die naar Egypte vluchtte en stierf daar.

    Het Bijbelboek Jeremia is geschreven door Baruch, een vriend, leerling en secretaris van Jeremia. God had Jeremia opdracht gegeven Zijn profetieën op te schrijven. Baruch voegde er ook verhalen over het leven van Jeremia aan toe.

    Het verhaal begint met de roeping van Jeremia. Net als Mozes verzet hij zich tegen de opdracht die God hem wil geven. Hij vindt zichzelf nog te jong, maar God zegt hem dat hij voor niemand bang hoeft te zijn, want Hij zal hem terzijde staan en redden. Jeremia accepteert de missie en profeteert iedere keer als God hem dat vraagt.

    Hij doet dat met bloemrijke taal. Zo wordt Israël vergeleken met een overspelige vrouw en de leiders worden corrupt genoemd. Door de afgoderij en gebrek aan integriteit is er veel onrecht in de samenleving. Weduwen, wezen, vreemdelingen en andere kwetsbare groepen worden uitgebuit en niet beschermd. Dat is een duidelijke overtreding van Gods wet. Er worden zelfs kinderoffers gebracht.

    Naderend oordeel

    Ondertussen gaat de tempeldienst gewoon door. Jeremia gaat naar de tempel en brengt Gods boodschap van een naderend oordeel.

    ‘Beter je leven, dan mogen jullie in dit land blijven wonen. Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: “Dit is de tempel van de Heer!”,’ zegt Jeremia.

    God is woest dat het volk denkt dat hen niets kan gebeuren en dat Zijn naam onteerd wordt. ‘Kijk maar eens naar wat Ik met het noordelijke volk heb gedaan’, zegt God. Hij draagt Jeremia op zijn hoofd kaal te scheren - een schande in die tijd - en het haar weg te gooien. Op diezelfde manier zal God zich ontdoen van Juda. Een leger dat komt uit het noorden zal de tempel verwoesten. Later wordt duidelijk dat het hier om Babylon gaat.

    Inmiddels heeft Babylon een nieuwe koning gekregen, Nebukadnessar. In het eerste jaar van zijn regering laat God Jeremia aan de inwoners van Jeruzalem vertellen dat de Babylonische legers eraan komen en dat het volk zeventig jaar in ballingschap moet doorbrengen. Babylon is als een beker met wijn. De beker is tot de rand gevuld met Gods rechtvaardige woede vanwege alle misstanden, zonden en afgoderij.

    Hoofdstuk na hoofdstuk vertelt Jeremia wat het volk te wachten staat. Maar de Babylonische opmars zou niet alleen een straf voor Israël zijn. Ook de omringende landen, die net zo min doen wat God van hen verlangt, zullen ten prooi vallen aan dit nieuwe wereldrijk.

    Gedichten van hoop

    Te midden van deze zwarte bladzijden uit de menselijke geschiedenis vinden we ook gedichten van hoop. God bevestigt aan Jeremia wat hij ook al tegen Mozes zei: dat Hij Zijn kinderen niet in de steek zal laten. Het volk zal uiteindelijk terugkeren. Er zal een nieuw verbond worden gesloten tussen God en mens. Uiteindelijk zal datgene gebeuren wat de wet niet voor elkaar kan krijgen: het hart van de mens wordt veranderd.

    ‘Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en Hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.’ (Jeremia 31:33-34)

    En ook:

    ‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik de belofte die Ik het volk van Israël en Juda heb gedaan, gestand zal doen. Op die dag, in die tijd, zal ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en de inwoners van Jeruzalem zullen in vrede leven. En de naam van de stad zal zijn “De HEER is onze gerechtigheid”. Want dit zegt de HEER: Er zal altijd een nakomeling van David op de troon van Israël zitten en er zullen altijd Levitische priesters zijn die mij dienen, die brandoffers zullen brengen, graanoffers zullen opdragen en vredeoffers zullen bereiden.’ (Jeremia 33:14-18)

    Er zal dus een Verlosser komen, een Gezalfde. En als Hij er is, dan zullen de andere volken de God van Israël als de enige ware God erkennen.

    Voor het zover is, volgt eerst het oordeel over Israël en de omringende landen, uitgevoerd door Babylon. Dat God Babylon gebruikt, wil niet zeggen dat God hun geweld, hun misdaden en hun zonden goedkeurt. Integendeel. De koning van Babylon - zo blijkt later - ziet zichzelf ook als een gelijke van God. En dus zal God uiteindelijk ook Babylon oordelen. Later worden ze verslagen door de Perzen.

    Aan het einde van Jeremia zien we hoe alle voorspellingen uitkomen en hoe Jeruzalem en de tempel worden verwoest. Het boek eindigt echter met vrijwel hetzelfde slothoofdstuk als 2 Koningen. Er wordt verteld hoe koning Jojachin van Juda, na 37 jaar gevangenschap, gratie krijgt van de koning van Babylonië. Deze afstammeling mag voortaan aan het hof wonen. En zo blijft de hoop levend.

  • Na de boeken van Mozes, de historische en profetische boeken komen de profetische boeken. Profeten zijn mensen die boodschappen van God doorgeven. Vaak voorspellen ze wat er in de toekomst gaat gebeuren. De profetische boeken zijn soms moeilijk te begrijpen. Zeker als het gaat om wat er in de toekomst gaat gebeuren. Toch laten de profetische boeken vooral een God zien die achter Zijn volk aanzit en hen probeert te behoeden voor misstappen. Hij is als de Echtgenoot van een overspelige vrouw. Ondanks de ontrouw van Zijn volk blijft God vechten voor het hart van Israël (én de rest van de wereld). Hij maakt duidelijk dat Israël tekort schiet als Zijn dienaar en dat er een Lijdende Knecht zal komen, die uiteindelijk Koning wordt. Dit is de Messias - de Verlosser - die de wereld zo nodig heeft.

    Jesaja (10 minuten)

    Jesaja is waarschijnlijk de bekendste profeet die we kennen. ‘Jesaja’ betekent ‘De Heer redt’ en de naam lijkt dus erg op bijvoorbeeld ‘Jozua’ en ‘Jezus’. Het Bijbelboek dat Jesaja’s naam draagt, is als het ware een mini-Bijbel. Het beschrijft de val van de mens, de gevolgen van de zonde, hoe de mens zonder God steeds verder wegzakt en hoe God uiteindelijk redding brengt.

    Jesaja leefde zo’n 750 jaar voor Christus. Dat is dus de tijd die in het Bijbelboek Koningen wordt beschreven. Juda en het tienstammenrijk (Israël genoemd) leefden naast elkaar. In 722 werd Israël verslagen door Assyrië en hield het tienstammenrijk op te bestaan, precies zoals Jesaja voorspelde. Hij profeteerde ook over de ballingschap van Juda.

    Het eerste deel van Jesaja is weinig hoopvol. Tussen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 39 wordt vooral gesproken over de zonde en het oordeel van God voor mensen die volharden in hun rebellie. Vanaf hoofdstuk 40 is de toon een stuk positiever. Dan krijgen we te horen over de hoop die we vinden in God en beloften over genade, herstel en vrede.

    Vier thema’s komen nadrukkelijk naar voren in dit Bijbelboek:

    1. God is de Heilige van Israël;

    2. Israël is Gods heilige volk;

    3. Jeruzalem is Gods heilige stad;

    4. God roept de heidenen (dus de mensen die niet tot het volk Israël behoren) op om Hem te aanbidden.

    Ook profeteert Jesaja over de Messias (de ‘Gezalfde’). Dit zijn een paar sleutelverzen:

    Jezus’ geboorte: Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven. (7:14, Herziene Statenvertaling)

    Jezus’ bediening: De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten, om aan Sions treurenden te schenken een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad, feestkledij in plaats van verslagenheid. (61:1-3a)

    Jezus’ lijden en dood: Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen. (53:4-6)

    Jezus’ opstanding: Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare gunstbewijzen aan David. (55:3, Herziene Statenvertaling)

    Met dit in ons achterhoofd gaan we kijken wat er zoal gebeurd in Jesaja. In de eerste hoofdstukken zien we Gods aanklacht tegen Israël en Jeruzalem en wordt ook in detail het oordeel beschreven. Het zesde hoofdstuk is echter uniek in de Bijbel, omdat het een inkijkje geeft in de hemel. Jesaja wordt namelijk in een visioen naar de troonzaal van God getransporteerd, waar enkele hemelwezens uitroepen hoe heilig God is. Jesaja is doodsbang. Hij weet dat geen zondig mens de heilige God kan zien en dat kan overleven.

    Dan gebeurt er iets bijzonders, iets wat we niet mogen missen. Een engel raakt Jesaja aan met een stukje houtskool. Het is een symbolische handeling. God zuivert Jesaja hier van zijn zonden. Dat kon vanwege het offer dat Jezus later zou brengen.

    Jesaja’s opdracht

    De Heer geeft Jesaja een opdracht: hij moet het volk vertellen van Gods aanstaande oordeel. We verwachten en hopen natuurlijk dat de mensen zullen luisteren en zich zullen bekeren. God legt aan Jesaja uit dat dit niet zal gebeuren. Toch moet hij deze opdracht volbrengen en trouw blijven aan Gods plan. Jesaja vraagt hoe lang hij moet profeteren. God antwoord, ‘Totdat de steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, tot heel het land verwoest is, één grote woestenij. Totdat de Heer de mensen heeft weggevoerd en er totale verlatenheid heerst in het land. En als er nog een tiende deel achterblijft, dan gaat ook dat in vlammen op, zoals een eik of een terebint wordt geveld voor een vuur. Er blijft slechts een stronk over, en het zaad in die stronk is heilig.’

    Als het volk een bos is, dan blijft dus slechts één stronkje over. Een heel klein beetje hoop dus. Maar het zaad in die stronk is wel heilig. Dat roept de vraag op: ‘Wie is dat heilige zaad?’

    Het duurt niet lang voor God die vraag via Jesaja’s woorden beantwoordt. Eerst gaat de profeet naar koning Achaz, een afstammeling van David en de koning van Jeruzalem. Hij vertelt hem dat zijn ondergang nadert. Assyrië zal eerst het tienstammenrijk verwoesten en daarna is Juda aan de beurt. Toch mag hij ook een boodschap van hoop brengen. Uit de maagd zal namelijk een zoon geboren wordt, een ‘Immanuel’. Immanuel betekent ‘God met ons’. Ook zegt Jesaja, ‘Uit de stronk van Isaï schiet een telg op’. Isaï is een andere naam voor Jesse, de vader van David. ‘En op Hem zal de Geest van de Heer rusten.’

    Deze nieuwe Koning zal Gods volk bevrijden en een tijdperk van vrede en gerechtigheid zal aanbreken.

    Zoals gezegd, Jesaja voorspelde niet alleen de komst van Assyrië, maar ook de komst van Babylon. Deze koninkrijken waren echte wereldmachten in die tijd, arrogant en gewelddadig. Babylon was zelfs een paar graden erger dan de Assyriërs voor hen. De Babylonische koningen beschouwden zichzelf als hoger dan alle andere goden in deze wereld. God heeft Zijn oordeel voor zowel Assyrië als Babylon als enkele andere natiën klaar.

    Gelukkig is het oordeel nooit het laatste hoofdstuk dat God schrijft. Het kwaad moet worden gestraft, zeker. Maar bij God is er altijd hoop op genade, voor zowel de afstammelingen van Israël als voor de andere volken. Eerst zien we nog hoe God de aarde verwoest en zuivert, maar daarna wordt een geweldig feest beschreven op de berg Sion (waar Jeruzalem ligt). Deze feestmaaltijd is voor ALLE volken. Dus ook voor de volken die er in de eerdere passages flink van langs kregen.

    De boodschap is duidelijk: het kwaad zal worden vernietigd en wie zijn hoop in de Heer vindt, mag deelnemen aan de feestmaaltijd.

    Dat klinkt enerzijds zo eenvoudig, maar anderzijds is het zo moeilijk. De leiders van Jeruzalem vertrouwen bijvoorbeeld meer op militaire bescherming van Egypte dan op God. Jesaja spreekt hen daar op aan. Alleen berouw tonen en terugkeren naar God kan Jeruzalem redden van Assyrië, de grote vijand.

    Hizkia luistert naar Jesaja en smeekt God om de stad en zijn koninkrijk te redden. God luistert. Hij laat een engel in één nacht 185.000 Assyrische soldaten ombrengen.

    Helaas gaat Hizkia een volgende keer wel de mist in. Hij laat een groep Babylonische vertegenwoordigers alles in zijn stad zien, inclusief de tempel, de paleizen en de schatkamers. Het is een poging om een nieuwe alliantie voor bescherming te smeden. Jesaja vertelt hem dat hij een grote fout heeft gemaakt. Dat blijkt ook wel. Een eeuw later komt Babylon om Jeruzalem te vernietigen en haar schatten te roven. De inwoners worden meegevoerd naar Babylon.

    Is de hoop dan toch verloren? Nee. Het boomstronkje met daarin het heilige zaad is overgebleven, precies zoals God had voorspeld.

    Is Jesaja de enige schrijver?

    De tweede helft van Jesaja is dan ook een stuk hoopvoller. Maar er is iets geks aan de hand. God spreekt hier namelijk alsof de ballingschap al heeft plaatsgevonden. We moeten dan ook weer even naar de tijdlijn kijken. Jesaja leefde zo’n honderd jaar vóór de Babyloniërs Jeruzalem innamen en een groot deel van de bevolking meenamen (dat was in 597 voor Christus). De tempel werd tien jaar later verwoest en opnieuw werden Israëlieten meegenomen naar Babylon. Jesaja voorspelde dit al en bewees zo een profeet van God te zijn.

    Het zou goed kunnen dat hij ook voorspellingen deed voor de periode na de ballingschap. Als God Jesaja honderd jaar vooruit kon laten kijken, kon Hij hem ook tweehonderd jaar in de toekomst laten zien. Maar het zou ook kunnen dat het tweede gedeelte van het boek is geschreven door profeten in de traditie van Jesaja. Zeg maar, Jesaja’s leerlingen en leerlingen van die leerlingen. In de hoofdstukken 8, 29 en 30 zegt God namelijk tegen Jesaja dat hij bepaalde zaken moet opschrijven en de boekrollen moet verzegelen. Het is mogelijk dat deze mensen die boekrollen van Jesaja later hebben geopend en deze hebben geïnterpreteerd volgens de tijd waarin ze leefden.

    De meeste academici geloven dat Jesaja niet alleen door Jesaja is geschreven. Zelf neig...

  • Net als je denkt dat de Bijbel niet gekker kan worden, kom je aan bij Hooglied, een Bijbelboek waar je rode oortjes van zou kunnen krijgen.

    In het Engels wordt Hooglied meestal ‘Song of Songs’ genoemd, ofwel ‘Lied der Liederen’. Dat is net zoiets als ‘het Heilige der Heiligen’ (de heiligste plaats van alle heilige plaatsen) en ‘Koning van de Koningen’ (de belangrijkste koning). Hooglied is dan ook het hoogste lied, het meest verheven lied.

    De meeste Bijbelvertalingen zeggen dat Salomo de auteur van Hooglied is. Dat zou kunnen, want hij heeft meer dan duizend liederen geschreven. Maar de inhoud komt niet erg overeen met zijn leven. Het is dan ook waarschijnlijker dat het lied vóór Salomo is geschreven, als een soort terechtwijzing.

    Er komen drie personages aan het woord, een man, een vrouw en de vriendinnen van de vrouw (‘meisjes van Jeruzalem’ genoemd in de NBV-vertaling). Net zoals het Bijbelboek Ester noemt Hooglied God niet bij naam, maar is Hij op de achtergrond aanwezig.

    De man en de vrouw zijn fysiek erg tot elkaar aangetrokken en zijn constant op zoek naar elkaar. Je moet de metaforen die worden gebruikt om elkaars eigenschappen te omschrijven overigens niet letterlijk nemen. Dan zouden deze mensen er wel erg vreemd uitzien. Zo zegt zij over de liefde van haar leven:

    ‘Mijn lief glanst en schittert,

    hij steekt boven duizenden uit.

    Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud,

    zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.

    Zijn ogen zijn als duiven

    bij een stromende beek,

    die baden in water,

    die gedompeld zijn in melk.

    Zijn wangen zijn als balsemtuinen,

    die overheerlijk geuren.

    Zijn lippen zijn als lelies,

    die druipen van vloeiende mirre.’

    En zo gaat ze verder tot ze zelfs zijn voeten heeft beschreven. De boodschap is duidelijk: ze vindt alles geweldig aan hoe hij eruit ziet en eert ieder lichaamsdeel.

    Gelukkig voor deze Bijbelse Romeo en Julia vinden ze elkaar. De gedichten eindigen telkens vóór ze gaan vrijen, net zoals in een film het beeld op zwart gaat voor zo’n intiem moment. In het volgende gedicht zijn de twee geliefden weer op zoek naar elkaar en herhaalt zich de cyclus. Zo wordt voortdurend de seksuele liefde bezongen. Het is prachtig om zo lief te hebben en zo geliefd te worden.

    Het verhaal heeft een open einde. De vrouw vraagt aan de man om samen weg te lopen. En dan is het afgelopen, net zoals de meeste romantische films en boeken. De twee geliefden gaan samen verder. We hopen dat ze nog lang en gelukkig leven.

    Natuurlijk dringt zich de vraag op: waarom is dit boek opgenomen in de Bijbel? Wat wil God dat wij hier van leren? Ik denk dat het antwoord op deze vraag uit meerdere lagen bestaat, die los van elkaar én allemaal samen waar zijn, zoals schillen van een ui.

    De meest duidelijke laag is dat je de tekst min of meer letterlijk moet nemen. Het gaat hier om een man en een vrouw die elkaar liefhebben en zich intens tot elkaar voelen aangetrokken. Een laag dieper gaat het over God en Israël. Ook God verlangt naar zijn volk en het volk verlangt naar God. God is de man in het verhaal, Israël de vrouw en de liefde is het verbond met God.

    In het Nieuwe Testament schrijft de apostel Paulus aan de kerk in Efeze over de liefde van Christus voor Zijn bruid, de Kerk. Dat is de derde laag. Christus houdt van Zijn vrouw (de kerk).

    Maar er is nog iets opvallends aan de bloemrijke omschrijvingen in Hooglied. De man en de vrouw gebruiken veel metaforen die te maken hebben met de natuur in het algemeen en tuinen in het bijzonder. In zekere zin doet Hooglied denken aan de Hof van Eden. Net als Adam en Eva voor de zondeval zijn de man en de vrouw in Hooglied naakt, onschuldig, nog niet aangeraakt door de zonde. Ze lijken wel volmaakt, zoals Adam en Eva eens volmaakt waren.

    Is dat niet mooi? Voor elke herinnering aan hoe perfect de aarde was voor de eerste zonde, is er ook een belofte aan hoe het eens zal zijn. Als je Hooglied leest, wakkert dat hopelijk je verlangen aan naar hoe het eens weer zal zijn.

    Samenvatting van de poëtische boeken (1 minuut)

    Op het oog lijken de vijf poëtische boeken weinig met elkaar gemeen te hebben. Toch zijn er veel overeenkomsten. In Job bijvoorbeeld maken we kennis met een man die veel lijdt en niet begrijpt waarom. God beantwoordt die vraag ook niet, maar roept Job wel op om trouw te zijn. Hij vergeeft Job, herstelt en geneest hem, en uiteindelijk ontvangt Job het dubbele van wat hij heeft verloren. Job leerde Gods karakter nu pas echt kennen.

    Ook in de Psalmen roepen de mensen het uit tot God. Ze mogen alles tegen Hem zeggen, zo lang ze maar trouw aan Hem blijven. ‘Blijf hopen op God’, is de boodschap. ‘Ooit komt er Iemand die jullie zal verlossen’. Het boek Spreuken draagt ons op ‘wijs’ te zijn. Dat gaat dieper dan je te houden aan allerlei waarheden en principes. Ware wijsheid is ‘God vrezen’; niet bang voor Hem zijn maar Hem wel boven jezelf plaatsen. Vertrouw op Hem.

    Prediker belicht dit thema op een andere manier. Deze leraar lijkt de weg kwijt te zijn, maar ontdekt dan dat het leven wel degelijk zin heeft. Tenminste, als je op God vertrouwt. Dat is een nogal verstandelijke redenatie.

    In Hooglied neemt het gevoel het over. Hier wordt de liefde tussen een man en een vrouw bezongen, maar het gaat verder dan dat. Hooglied gaat ook over de diepe liefde tussen God en Israël, én over de liefde tussen Jezus en de Kerk. Hooglied is ook een belofte. Zoals het eens was tussen Adam en Eva, en tussen God en mens, zo zal het ooit weer worden.

  • Hoe zou je het vinden, na alles wat we geleerd hebben over de inhoud van de Bijbel, om te horen dat het leven zinloos is? Lucht en leegte, even ongrijpbaar als de wind? Misschien zou je de Bijbel wel dichtslaan. Toch is dit precies wat het boek Prediker doet. Maar wacht nog even! Voor je je handen in de lucht gooit: het boek gaat veel dieper dan deze oppervlakkige visie dat het leven niets voorstelt.

    Het eerste vers stelt ons voor aan ‘Prediker’, een zoon van David en koning in Jeruzalem. Je kunt het Hebreeuwse woord voor Prediker, Qohelet, ook vertalen met ‘Leraar’. Letterlijk betekent het zelfs ‘iemand die mensen samenbrengt’. Wie deze man werkelijk was, dat weten we niet. Sommigen denken Salomo, of een latere koning. Of het is iemand die zich voordoet als een ‘Salomo-achtig figuur’. Om eerlijk te zijn, het is niet heel relevant om te weten wie deze Prediker is. Prediker is namelijk niet de auteur van dit Bijbelboek, maar een personage.

    Dat is een belangrijk onderscheid. Als schrijver gebruik ik personages om een bepaald punt te maken, maar dat wil niet zeggen dat ik het eens ben met wat hij/zij doet of zegt. Ik heb hem/haar wel nodig om het verhaal in een bepaalde richting te duwen. De auteur van Prediker gebruikt deze verteller op dezelfde manier. Hij introduceert Prediker, laat hem een monoloog houden en aan het eind vat hij samen wat Prediker heeft gezegd en verbindt er een conclusie aan.

    ‘Alles is leegte’

    ‘Lucht en leegte’, begint Prediker. ‘Lucht en leegte, alles is leegte.’ Feitelijk zegt hij, ‘Het leven is als rook. Je ziet het, je voelt het, maar het is ongrijpbaar en kan zomaar uit je handen glippen.’ Hij gebruikt talloze voorbeelden om aan te tonen dat het eigenlijk niet uitmaakt wat wij doen. Zo heeft Prediker als koning feesten georganiseerd waarbij de wijn rijkelijk vloeide, paleizen en wijngaarden gebouwd, goud en zilver verzameld en het bed gedeeld met vele vrouwen. Hij is er niet gelukkiger van geworden (veel van deze dingen gaan zelfs tegen de geboden van God in). Sterker nog, tragedie lag altijd om de hoek. Hij krijgt zelfs een afkeer van het leven.

    Prediker is misschien daarom wel één van mijn minst favoriete Bijbelboeken. Het is allemaal zo neerslachtig en als je niet uitkijkt, ga je mee in de redenatie van Prediker en word je zelf depressief. Ik heb me zelfs vaak afgevraagd waarom dit boek eigenlijk is opgenomen in de Bijbel. Maar het punt is dat de schrijver Prediker tot de conclusie laat komen dat het leven niets voorstelt zolang hij de zin van het leven buiten God zoekt. Hoeveel mensen ken je niet die alleen maar voor feesten leven? Of voor geld verdienen? Of voor seks buiten het huwelijk en ander vluchtig genot?

    Dat heeft allemaal geen zin, ontdekt ook Prediker. De tijd tikt gestaag door en niets verandert. Onrecht en verdrukking zijn van alle tijden. Uiteindelijk ga je dood en weet niemand meer wie je was. Waarom zou je überhaupt betekenis zoeken in het leven? Waarom zou je hard werken om je doelen te realiseren? Denk eens aan alles wat het je kost! Tijd, energie, stress…

    Geniet van je jeugd

    Toch is Prediker zich bewust van God. Af en toe benoemt hij dat we God niet moeten vergeten en dat het beter is te leven zoals Hij dat wil. Dan is het wel degelijk mogelijk om vreugde te vinden in het leven, te genieten van eten en drinken, je (eigen!) vrouw te beminnen. Hij adviseert dus dat we ‘lucht en leegte’ accepteren en dat we een ‘gematigd’ leven leiden.

    Geniet vooral ook van de dagen van je jeugd, maar wel met ontzag voor God. Hier zie je weer het centrale thema van de Bijbel terugkomen, de oproep om op God te vertrouwen. Dat werkt bevrijdend. Als je op God vertrouwt, ben je namelijk in staat om te genieten van alledaagse dingen. Dan hoef je niet altijd maar ‘meer, meer, meer’.

    Dat is geen gemakkelijke les, geeft de auteur in de epiloog toe. Hij zegt dat we moeten luisteren naar de wijze lessen van Prediker, ook al zijn ze zo ‘scherp en puntig als een ossenprik’. Maar ga ook niet té ver. Je kunt je hele leven wel studeren om het geheim van het leven te ontrafelen, maar dat zal je niet lukken.

    ‘Alles wat je hebt gehoord, komt hierop neer: heb ontzag voor God, leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte.’ - Prediker 12:13-14

  • Lezen: Exodus 34:6-7, Genesis 22:1-14 en 1 Petrus 2:24

    Herinner je je het raadsel van God nog? In Exodus 34 ging God voor Mozes langs en riep Hij uit:

    De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die trouw blijft tot in het duizendste geslacht, die schuld, misdaad en zonde vergeeft maar niet alles ongestraft laat, en die voor de zonde van de ouders de kinderen en kleinkinderen ter verantwoording roept, tot in het derde en vierde geslacht.’

    Toen we het hier eerder over hadden, vertelde ik al dat er in het Hebreeuws staat dat God NIETS ongestraft laat. Dus enerzijds laat God niets ongestraft, maar anderzijds vergeeft Hij. Hoe kan dat? Dat is het raadsel van God waar het Oude Testament ons mee opzadelt.

    Er is een verhaal in het Oude Testament dat dit illustreert. Israël had een koning die David heette. Deze koning pleegde overspel met de vrouw van zijn vriend. Toen zij zwanger bleek te zijn, liet hij zijn vriend omkomen. Vervolgens zegt de Bijbel dat God David vergaf. Dat is eigenlijk heel gek, want in Gods eigen wet staat dat op overspel en moord de doodstraf staat. Hoe kan God David vergeven?

    Het Oude Testament geeft ons veel aanwijzingen. Laten we kijken naar een verhaal uit het leven van Abraham. Abraham is de stamvader van alle Israëlieten. God had hem een zoon beloofd, en na vijfentwintig jaar wachten krijgt Abraham eindelijk zijn zoon. Dan gebeurt er dit.

    Genesis 22:1-14

    Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei Hij. ‘Ja, ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘Haal je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die Ik je wijzen zal.’

    De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken. Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen.

    Toen zei hij tegen de knechten: ‘Blijven jullie hier met de ezel. Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug.’ Hij pakte het hout voor het offer, legde het op de schouders van zijn zoon Isaak en nam zelf het vuur en het mes. Zo gingen die twee samen verder. ‘Vader,’ zei Isaak. ‘Ja, mijn zoon, ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘We hebben vuur en hout,’ zei Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?’

    Abraham antwoordde: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn zoon.’ En zo gingen die twee samen verder. Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout.

    Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar de engel van de HEER riep vanuit de hemel: ‘Abraham, Abraham!’

    ‘Ja, ik luister,’ antwoordde hij. ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt Mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’

    Toen Abraham om zich heen keek, zag hij achter zich een ram, die met zijn hoorns verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats ‘De HEER zal erin voorzien’. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’

    Jezus’ schaduw

    Dit verhaal over Abraham en Isaak is best heftig. Wie vraagt er nu aan een vader om zijn eigen kind te offeren? En hoe traumatisch moet dit zijn geweest voor de kleine Isaak? Het lijkt alsof God een wreed spel speelt.

    Onder de oppervlakte is echter veel meer gaande. God stelde Abraham op de proef. Hij moest zijn geloof bewijzen. MAAR… over dit hele verhaal hangt vooral de schaduw van Jezus.

    Om te beginnen antwoordt Abraham profetisch op de vraag van Isaak waar het offerlam is. ‘God zal voorzien.’ Dit is weer een van de namen van God. Jahweh Jireh. De Heer voorziet. De woorden van Abraham kwamen uit, want later vindt hij een ram die hij mag offeren. Een ram die hem niets heeft gekost mag in de plaats van Isaak als offer worden gebracht.

    De vraag is ook: waarom vraagt God om een kinderoffer? Twee dingen zijn belangrijk om je te realiseren. Het eerste is dat Isaak geen klein kind meer is. Het Hebreeuws duidt hem aan als een jongeman. Hij is veel sterker en sneller dan zijn vader. Hij had kunnen weglopen bij zijn vader, maar hij kiest ervoor om zelf op het altaar te gaan liggen. De jongeman Isaak werkt dus mee.

    Het tweede is dat Isaak de eerstgeborene is. In de tijd van het Oude Testament waren mensen minder individualistisch ingesteld dan nu. Het ging niet om persoonlijk succes of welzijn, maar om de familie of clan. De oudste zoon van een gezin, als stamvader, nam de belangrijkste plaats in. Hij kreeg het merendeel van de bezittingen, zodat de familie haar status niet zou verliezen. Alle hoop van een man rustte op de schouders van zijn oudste zoon.

    Deze eerstgeborene behoort de Heer toe, benadrukt de Bijbel herhaaldelijk. Je kon hem vrijkopen door regelmatig offers te brengen (Exodus 22:29, 34:20), door hem te vervangen voor iemand die dienstdoet in de tabernakel (Numeri: 3:40,41) of door losgeld te betalen (Numeri 3: 46,47). De tiende en ultieme plaag die God losliet op de Egyptenaren was het doden van alle eerstgeborenen. Zo strafte hij de families voor hun zonden. Waarom de oudste zoon? Hij was de familie!

    Dit waren allemaal wetten en gebeurtenissen die ná Abraham werden ingesteld of plaatsvonden. Maar Abraham was bekend met de principes. Als God had gevraagd om Sara te doden, zou Abraham dat niet hebben gedaan. Dat rijmde niet met zijn beeld van een rechtvaardige God. Gods opdracht was ook niet om Isaak in zijn tent te vermoorden. Nee. Hij moest hem als een brandoffer aan God geven.

    Nu de Schepper vroeg om het leven van Isaak, vroeg hij om betaling van de zonden van Abraham en zijn familie. Abraham wist dat dat een terechte vraag was, daarom protesteerde hij ook niet.

    De conclusie? Abraham moest betalen voor de zonden van zijn familie met het leven van zijn eerstgeborene. Toch hoeft hij dat uiteindelijk niet te doen. Isaak blijft leven, omdat God voor een plaatsvervangend offer zorgt.

    Dezelfde bergen

    Laten we 2000 jaar doorspoelen. We bevinden ons in dezelfde bergen als waar Abraham en Isaak destijds waren. Alleen is hier nu een stad gebouwd. En wat zien we? Een man die, net als Isaak, het hout naar boven draagt. Een man die net als Isaak zelf op het hout gaat liggen. Maar… anders dan Isaak sterft deze man wel.

    Zijn naam is Jezus. Hij is de ram die in de struiken verstrikt zat. Hij is het plaatsvervangende offer. Abraham hoefde zijn zoon Isaak niet te offeren, omdat Jezus zijn leven zou geven. De apostel Petrus zegt het zo:

    1 Petrus 2:21-25

    Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt.

    Christus Jezus heeft onze zonden op zich genomen. Vrijwillig. Zodat wij ons leven terugkregen. Het is verschrikkelijk dat Hij dat moest ondergaan. Toch was het nodig – om Isaak te redden, om mij te redden en om jou te redden.

    Het was de enige manier om Gods raadsel op te lossen.

    Bestraft God alle zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis.

    Vergeeft God zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis.