Avsnitt

  • Wat is geluk? In sommige talen zijn er wel tien woorden voor. Dat duidt al op problemen. Laten we het simpel proberen te houden, we hebben het hier niet over geluk hebben maar over gelukkig zijn. Maar dan nog. Gehuwde mensen zijn 30% gelukkiger dan ongehuwden, blijkt uit vragenlijst onderzoek.

    Wat betekent dat? En waar komt dat door? Heeft dat iets met biologie van doen? Een heleboel als je de media mag geloven. Er wordt graag gesproken over de vier gelukhormonen. Endorfines, een soort inwendige morfines die tegen pijn helpen. Oxitocines, die bijvoorbeeld na de bevalling door een geluksgevoel alle doorstane leed doet vergeten bij ouders (en grootouders!). Serotonine, die zorgt dat de ergste depressieve gevoelens verdwijnen en dopamine die voor de kick zorgt na een geleverde prestatie of een gevoel van verzadigdheid (bij ons, maar ook bij de eencellige amoebe).

    Over deze stoffen, waar zelfs verslavende kanten aan kunnen zitten, valt zo nog wel wat meer te vertellen. Vast staat dat zo’n 40% van onze gelukbeleving terug te voeren is op erfelijke eigenschappen. Dat blijkt uit tweelingonderzoek van de Amsterdamse hoogleraar Meike Bartels. Toch zal zij de eerste zijn om aan te geven dat het geluk effect van onze genen en geluksgevoel in het algemeen voor een fors deel bepaald wordt door de omgeving. Om maar wat te noemen, wie is het gelukkigst, degene met de gouden, de zilveren of de bronzen plak? De zilveren medaille komt niet op de tweede plaats. Het inkomen in de Verenigde Staten verdrievoudigde, de gelukbeleving bleef gelijk. Het gelukgevoel van patiĂ«nten met een dwarslaesie was gedaald tot nul vergeleken met dat van een groep lottowinnaars. Maar een jaar later waren beide groepen even gelukkig. Kortom, geluk is relatief en houdt vaak niet aan, tevredenheid is voor sommigen een prima opvolger. Er blijken wel veel individuele zaken samen te hangen met geluk, zoals gezondheid, sociale status en populariteit, opleiding en carriĂšre. Maar ook goede relaties, een stimulerend netwerk en tevredenheid met je omgeving. Maatschappelijke erkenning en geen existentiĂ«le financiĂ«le zorgen, al die factoren zijn heel bepalend. Dat ligt misschien ook wel ten grondslag aan het toch wel opmerkelijke gegeven dat Nederland zich al langer in de top vijf van gelukkigste landen op aarde bevindt (voorafgegaan door de Scandinavische landen en IJsland).

    De ervaring van geluk verschilt heel erg van persoon tot persoon. En vaak zal dat een samenspel zijn van erfelijke eigenschappen en omgeving. Wie slimme en hoog opgeleide ouders heeft een grotere kans op een optimale opvoeding. Met een sterk en gezond lichaam is het makkelijker goed te zorgen voor je gezondheid. We weten ook de omgeving veel invloed kan hebben niet zo zeer op onze erfelijke eigenschappen (die vastliggen in ons DNA) maar wel op de aflezing daarvan. Dat gebeurt doordat bepaalde chemische verbindingen (methylgroepen) zich gaan vastzetten op ons DNA. De gevoeligheid voor prikkels in de omgeving, en daarmee de vertaling naar de “gelukhormonen” kan ook heel verschillend uitpakken.

    Voor de een is de parfumwinkel het paradijs, voor de ander de hel op aarde. Pijngevoeligheid verschilt, het plezier aan eten en seks, de ervaring van zonlicht, kou en warmte, kortom alle zaken die de aanmaak van gelukhormonen beïnvloeden kunnen verschillen door de combinatie van onze ervaring en onze erfelijkheid. Er is dan ook geen universele geluktherapie. Beweging, huisdieren, aardig doen en zijn voor je medemens, voldoende sociale kontakten, dagelijkse je zegeningen tellen en af en toe wat uitdaging, dat lijken in elk geval goede ingrediënten.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    Message Erwin Balkema

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • In de tweede maand van de lente lijkt het planten- en dierenleven pas goed op gang te komen. April is de maand dat meer dan de helft van al onze vogelsoorten aan het broeden slaat. Ten opzichte van de vorige maand verdubbelt het aantal bloeiende plantensoorten.

    Kortom, het wordt aanpoten voor de wandelaar om alles bij te houden. De herkomst van de naam april lijkt de opmars van het leven te bevestigen. De meeste stemmen gaan naar de verwantschap met het Latijnse woord voor openen: “aperire". Maar ja, het zou ook simpelweg de tweede maand (van de lente) of een verwijzing naar een bijnaam van de god Apollo kunnen zijn. Terwijl het weer in april zich vaak laat vangen door het aloude gezegde dat ie doet wat ie wil, is de toename van het aantal zonne-uren ontegenzeggelijk.

    Daar draagt de klimaatverandering nog aan bij. Gemiddeld schijnt de zon zo’n 10% meer dan een paar decennia terug, en komt nu vaak uit op meer dan 200 uur per maand. Tegenwoordig zijn er in april evenveel vorst- als warme dagen (>20 graden) maar de warme dagen nemen verder toe. De gemiddelde temperatuur van zo’n 10 graden is inmiddels alweer goed twee graden gestegen. De hoeveelheden regen kunnen nogal verschillen van jaar tot jaar, een gemiddelde van 40 mm viel in 2024 twee keer zo hoog uit.

    Het hangt er natuurlijk van af waar je woont, maar voor velen zal april de maand zijn van de bermen met fluitenkruid en paardenbloem. Thijsse noemde fluitenkruid ook wel nachtegaalkruid, omdat in zijn omgeving de frĂȘle witte bloemen begeleid werden door misschien wel het welluidendste vogelgezang van ons land. Weiden en bermen worden aardig gekleurd, boterbloemen, dagkoekoeksbloem, hondsdraf en pinksterbloem, Daslook onder de bomen, blauwe dovenetel langs de akkerrand en langs de waterkant de gewone dotterbloem, om maar wat te noemen. Veel bomen krijgen kleur door hun bloeiwijzen, knoppen en zich ontvouwende bladeren. Berken en elzen, vogelkers en lijsterbes, essen en iepen, populieren en platanen, wilgen en lindes, het kan niet op.

    Een paar markante soorten ontbreken. Wintereik en beuk hebben nog hun oude blad. En bij de zomereik is het spannend, of er al wat wat van bloeiwijzen en jonge bladeren te zien is aan het eind van de maand. Dat is van groot belang voor hongerige rupsjes, vooral van de wintervlinder. En dat is weer van levensbelang voor mezen en andere vogels die hun jongen moeten voeren.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Saknas det avsnitt?

    Klicka här för att uppdatera flödet manuellt.

  • Aflevering: Au!

    Pijn gaat van au. Het doet zeer, en tegelijk is het goed dat het er is. Dat klinkt niet bemoedigend voor wie pijn lijdt, zeker niet als het om chronische pijn gaat. Maar evolutionair is de functie van pijn wel duidelijk, het is een signaal om zich acuut aan een gevaarlijke situatie te onttrekken en die in de toekomst te vermijden. Vaak gaat het dan om acute pijn veroorzaakt door verwondingen, stoten, snijwonden, zuurstofgebrek, kou, hitte, straling. Die vormen van pijn worden waargenomen door nocireceptoren, pijnvoelers in zenuwuiteinden van de huid en bijvoorbeeld bot- en buikvliezen (nocere is latijn voor beschadigen).

    Dieren en mensen die erfelijk voor deze nociceptieve pijn niet of nauwelijks gevoelig zijn hebben vaak een lagere levensverwachting. Andere soorten van pijn, als tintelingen of een brandend gevoel, komen voort uit zenuwbeschadigingen (neuropathieën) of zijn het gevolg van aandoeningen van organen, spieren en botten, bijvoorbeeld bij diabetes of kanker. Vaak zijn die vormen van pijn lastiger te bestrijden en ze kunnen een chronisch karakter hebben, dat wil zeggen dat ze drie maanden of langer duren. Pijn is een belangrijke oorzaak voor en bezoek aan artsen en ziekenhuizen. Vooral voor nociceptieve pijn zijn werkingsmechanismen opgehelderd en is een systeem van pijnbestrijding ontstaan met medicamenten die al dan niet bij toeval zijn gevonden.

    Als een pijnprikkel wordt waargenomen wordt die heel snel doorgegeven in de vorm van elektrische stroompjes (actiepotentialen) door kleine goed geĂŻsoleerde (gemyeliniseerde) zenuwbanen, via het ruggenmerg naar de hersenen (thalamus en sensorische schors). Er volgt een snelle terugkoppeling naar het lichaam, waarover zo meer, en als de pijn aanhoudt wordt dat doorgegeven door nocireceptoren in andere, niet geĂŻsoleerde zenuwen.

    Bij het proces komen ook hormonen vrij, de prostaglandines. Het hele proces leidt tot pijngewaarwording in de hersenen, en samenhangend met eerder ervaringen en emoties tot pijnbeleving. Dat wordt gevolgd door pijngedrag, het tegengaan van de directe oorzaak van pijn en/of het inroepen van hulp en pijnmedicatie. Als lichtste middel wordt paracetamol gegeven of genomen. Men weet trouwens nog steeds niet wat het werkingsmechanisme daarvan is. Wel is duidelijk geworden dat veelvuldig gebruik tot orgaanschade leidt, en een grote studie uit 2025 in Brain and Behavior bevestigt dat paracetamolgebruik tot geheugenverlies en tragere hersenwerking leidt. Eerder onderzoek suggereerde al een verband met Alzheimer. Daarbij vergeleken snijden ibuprofen en diclofenac beter af, zij grijpen aan op prostaglandines maar tasten daarmee wel het maagslijmvlies aan. In de pijnbestrijdingscascade komen dan lokale verdoving, opioĂŻden , morfine, en het nog veel sterker werkende fentanyl aan de orde. Bij hevige acute pijn begint men vaak met sterke middelen om dan af te schalen, bij chronische pijn kiest men de omgekeerde weg. De psychologische kant van pijn is een ingewikkelde.

    Er is aangetoond dat geestelijke pijn, zoals bij een ernstig verlies ,tot pijnmechanismen leidt die niet van lichamelijke pijn zijn te onderscheiden. Er zijn grote individuele verschillen in pijnbeleving. Dat hangt mogelijk samen met de grote verschillen waarmee mensen reageren op narcose, het medicinaal onderdrukken van het bewustzijn, ook qua nawerking. Ervaring met pijn speelt een grote rol in hoe pijn beleefd wordt, maar ook de omgang met angst voor (komende) pijn. Soms lukt het om pijn te verminderen door aanvaarding, er letterlijk naar toe te ademen. Placebo-behandeling kan een grote rol spelen bij vermindering van pijngevoel, net zoals associatie met een neutrale of aangename ervaring in pijntherapie. Feit blijft dat veel pijnervaringen bij mens en dier functioneel kunnen zijn. Heel anders dan men tot niet zo lang geleden gedacht is het besef gegroeid dat dieren pijn kunnen ervaren. Vaak met aantoonbaar dezelfde mechanismen, zelfde pijnreacties en gedrag. Dat geldt voor zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen, naar ook voor ongewervelde dieren als inktvissen, regenwormen en insecten.

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering: Twee neven Beijerinck: bijzondere biologen

    Er zijn nogal wat vernoemde wetenschapsprijzen in Nederland. Meestal dragen die de naam van een illustere wetenschapper. Die prijzen zijn tegenwoordig steeds belangrijker voor onderzoekers, zowel voor de bevordering van hun carriĂšre als voor de financiĂ«le ondersteuning van het onderzoek. Want onderzoeksgelden worden steeds schaarser. Twee van die prijzen dragen de naam Beijerinck, en dat is opmerkelijk omdat ze over nogal verschillende biologische onderzoeksgebieden gaan. Hoe kan dat? De Ă©Ă©n is een prijs voor virologie, het onderzoek naar virussen, de ander een prijs voor ecologisch veldonderzoek. Het blijkt om twee verschillende Beijerinck’s te gaan, beiden pionieren in hun vakgebied. Martinus Willem (1851-1931) was een Delftse viroloog, en zijn neef Willem (1891-1960) heeft baanbrekend onderzoek gedaan naar de ecologie van vennen en heidelandschappen in Drenthe. Twee grillige carriĂšres, beiden succesvol Luister ook onze aflevering over virussen:

    .

    Martinus Willem volgde een opleiding op de Hogere Burgerschool. In de 19 e eeuw kreeg hij daarmee geen toegang tot de natuurwetenschappelijke vakken op universiteiten. Wel kon hij terecht op de Polytechnische School in Delft. Daar werd hij, begeleid door de latere Nobelprijswinnaar van ’t Hoff, chemisch technoloog. Zijn grote liefde was echter de plantkunde. Hij diende een verzoekschrift bij de minister van Binnenlandse Zaken, verkreeg vrijstelling van het toelatingsexamen voor de universiteit en kon toen biologie in Leiden gaan studeren. Nog tijdens zijn studie gaf hij les op scholen in Warffum, Utrecht en Wageningen. In 1877 promoveerde hij in Leiden op een onderzoek aan plantengallen, dat zijn woekeringen veroorzaakt door insecten of schimmels. Zijn onderzoek, niet alleen in de plantkunde maar ook in de microbiologie, liep zo goed dat hij in 1884 tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) werd gekozen. Des te opmerkelijker was zijn overstap een jaar later naar een baan bij de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek in Delft, waar voor hem een bacteriologisch laboratorium werd gesticht. In dat bedrijf vond hij bacteriĂ«n die in wortelknolletjes van peulvruchten stikstof kunnen vastleggen en in 1894 ontdekte hij op zuidvruchten een nieuwe splijtgist.

    Het jaar daarop werd voor hem door de regering een speciale hoogleraarspositie in biologie en bacteriologie aan de Delftse Polytechnische School ingesteld. Die positie zou hij tot zijn 70 e levensjaar blijven innemen. Hij ontdekte dat een sulfaat-reducerende bacterie de voornaamste veroorzaker van de stank van verontreinigde stadsgrachten was. Zijn werk over de verspreiding van micro-organismen inspireerde tot de in 1934 opgestelde Beijerinck-Baas Becking-hypothese: “Alles is overal, maar het milieu selecteert”;. Maar bovenal werd Martinus Willem Beijerinck bekend als grondlegger van de virologie. In 1898 vond hij door filtratie-experimenten dat de tabaksmozaïek-ziekte van tabaksplanten wordt veroorzaakt door iets dat kleiner is dan een bacterie en met een microscoop niet te zien is. Beijerinck noemde de ziekteverwekker een virus naar het Latijnse woord voor gif. En onderkende dat een virus een zich vermeerderende structuur was anders dan alle andere levende organismen. Hij was geen makkelijke persoon. Als docent was hij ongeliefd bij studenten maar hij had wel meerdere leerlingen die het ver schopten als hoogleraar microbiologie. Onder collega’s gold hij als eigenzinnig. Toen de beroemde Duitse microbioloog Robert Koch bij hem op bezoek wilde komen wees hij dat af, omdat hij meende toch niets van hem te kunnen leren. Beijerinck kreeg tijdens zijn leven veel nationale en internationale erkenningen en onderscheidingen. In 1965 stelde de KNAW een prijs voor virologieonderzoek in. In 1970 werd zelfs een maankrater naar hem genoemd. Dat zijn roem als virusonderzoeker niet groter was kwam mede omdat hij zich koppig beperkte tot virusonderzoek bij planten en zich nooit in de medische microbiologie mengde. Toch lijkt het zeker gerechtvaardigd hem de Nederlandse pendant van de beroemde Franse onderzoeker Louis Pasteur te noemen.

    Zijn neef Willem Beijerinck bezocht ook de HBS en kon daarmee terecht op de Landbouwhogeschool te Wageningen. Na zijn afstuderen werd hij assistent in de microbiologie te Delft bij zijn neef Martinus Willem maar besloot toch naar een boerderij in Wijster te gaan waar hij tijdens zijn studie stage had gelopen. Hij trouwde met de dochter van de boer en nam na het overlijden van zijn schoonvader het bedrijf over. Gedurende negen jaar werkte hij daar maar schreef in die tijd ook over veldonderzoek dat hij ondertussen deed in het tijdschrift De levende natuur. Vanaf 1926 wijdde hij zich geheel aan het onderzoek van 'de natuurschatten van Drenthe', vooral ook aan plankton in heiplassen. Hij richtte in 1927 een privé biologisch station op en promoveerde in hetzelfde jaar cum laude tot doctor in de landbouwkunde op het proefschrift Over verspreiding en periodiciteit van de zoetwaterwieren in Drentse heideplassen. Hij verrichtte opdrachtonderzoek voor landbouwinstanties maar redde het daar niet mee en moest in 1933 meewerken aan de oprichting van een stichting: Het Nederlands Biologisch Station in Wijster. Doel was onderzoek van de fauna en flora van het Nederlandse landschap. Ook die stichting kwam uiteindelijk in de problemen en werd in 1956 gered als Biologisch Station te Wijster van de Landbouwhogeschool te Wageningen. Tot zijn pensioen een jaar later leidde Beijerinck het station. Zijn inzet leidde vanaf zijn pioniersonderzoek naar de ecologie van plankton-organismen tot het behoud van typisch Drentse natuurgebieden als de Dwingelose heide en veel uniek veldwerk in een veelzijdig botanisch en zoölogisch station. Ook schreef hij een zadenatlas van alle Nederlandse wilde planten. Na de dood in 1960 droeg zijn vrouw hun bezittingen over aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen ten bate van een stichting voor de bevordering van ecologisch veldonderzoek.

    đŸŒŒđŸƒ

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering: En dan is daar een ransuil

    Zonder hem gezien te hebben verraadt de Merlin bird id app dit weekend zijn aanwezigheid. Reden tot vreugde want het is al een tijd geleden dat de nachtelijke roep van de man en het antwoord van een vrouwtjes ransuil de aanwezigheid van een broedpaar in de buurt deed vermoeden.

    Het gaat niet zo goed met de ransuil in Nederland. Er zijn wel veel overwinteraars vanuit het noorden van Europa maar het aantal broedparen is in dertig jaar met 80 % afgenomen. Nog drieduizend broedparen is een optimistische schatting. En het zijn zulke onmogelijk imposante vogels, met hun felle oranje ogen en hun lange pluimen bovenop de kop die verraden hoe het er met hen voor staat. Die pluimen zijn geen oren. Op het afgeplatte gezicht hebben ze een imponerende gelig gezichtsmasker, opgebouwd uit stugge veertjes die het omgevingsgeluid versterken voor de vlak naast de ogen gelegen gehooropeningen. Ogen en oren zijn niet helemaal symmetrisch, en daardoor kunnen ze in het donker heel goed zien en horen en daarmee hun favoriete prooi, de veldmuis, opsporen. En natuurlijk kan de ransuil net als andere uilen zijn kop op een vrijwel onmogelijke manier draaien, ze hebben geen achteruitkijkspiegel nodig

    .uilen 2Ransuilen zijn middelgrote uilen, zo’n 30 centimeter hoog. Ze zijn een stuk slanker dan de twee keer zo talrijke bosuil (geen pluimen!). Qua ogen en pluimen lijkt de ransuil nog het meest op de oehoe. Maar natuurlijk niet qua formaat, want de oehoe is een van de grootste uilensoorten op aarde. De vrouwtjes oehoe wordt tot wel 75 cm groot. Met de oehoe gaat het weer een beetje bergopwaarts. Tot 1997 geheel uitgeroeid in Nederland zijn er sinds die tijd weer broedparen, en inmiddels zijn dat er meer dan honderd. Slechter gaat het met de velduil, die zijn in ons land teruggedrongen tot het Noorden en vooral nog op de Waddeneilanden te vinden. De twee andere uilensoorten in ons land, de kerkuil en de steenuil, hebben dankzij beschermende maatregelen als nestkasten inmiddels vrij stabiele populaties. De ransuil is aangewezen op steeds schaarser wordende nesten van kraaien, eksters, roofvogels, reigers en zelfs van eekhoorns. Daarom worden met enig succes kunstnesten in de vorm van manden geplaatst in hun ideale leefomgeving, het half open cultuurland: kleine bosjes met wat hogere bomen te midden van grasland met liefst veel veldmuizen.

    Ransuilen zijn net als alle andere uilensoorten op aarde gespecialiseerd op de jacht in de schemering en de nacht. Uilen en roofvogels zijn twee verschillende verhalen. Uilen zijn verwant met nachtzwaluwen, en hebben zich zo’n tachtig miljoen jaar geleden al afgesplitst van de voorouders van de roofvogels.

    Een fascinerend verschijnsel is het roesten, het gemeenschappelijk slapen, van uilen. Ook de ransuil kan men buiten de broedtijd in grotere aantallen overdag in een boom aantreffen. In groepen van soms tot wel honderd stuks verschuilen ze zich in het loof van een boom. In de winter zijn die roestplaatsen vaak in groen blijvende bomen zoals hulst en spar, of met klimop bedekte loofbomen. Die rust overdag is van vitaal belang. Waarom dat vaak in groepen gebeurt? Paarvorming is het obligate antwoord, maar het is zeker niet uitgesloten dat er andere nog onbekende redenen een rol spelen. Al met als fascineren uilen ons. Als intelligente begeleider van de godin Athene. Maar ook als voorspeller van onheil en de dood. Of als uilskuikens en dieren waarvan men de domheid in de uilenspiegel kan aflezen. Voor de ransuil kiezen we toch maar de eerste optie.

    Wanneer heb jij een ransuil gezien of gehoord? đŸŒŒđŸƒ

    Tot de volgende wandeling door de natuur!:

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? stuur een email:

    en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Aflevering Maart van ons Wandeldagboek

    De Magie van Mars: Meer dan Oorlog

    Maand maart is genoemd naar Mars, de god van de oorlog. Want in het voorjaar werd het in de oudheid weer tijd voor deze bezigheid. Gelukkig is Mars ook de god van de vegetatie, dus komt het toch nog helemaal goed voor deze podcast. Wat de natuur in maart vooral kenmerkt is dat er veel, en zeker ook de vegetatie op gang komt.

    Een Astronomical Moment: De Equinox 🌞

    De 21e is er het tweejaarlijkse bijzondere moment van de equinox: de nacht is dan net zo lang als de dag. Zons-op- en ondergang zijn dan exact in respectievelijk het oosten en het westen.

    Klimaat in Verandering: Wat Vertelt Maart Ons đŸŒ·

    De geleidelijke toename in uren licht en de temperatuur warmte heeft in de overgang van de winter naar de lente uitwerking op de natuur. Er kunnen ook terugvallen in de maand zijn en er zijn best wel grote verschillen van jaar tot jaar. Onder andere hangt dat af wat er in de voorafgaande wintermaanden is gebeurd. Ondanks dat is de trend duidelijk. Het aantal zonuren stijgt, gemiddeld nu zo’n 145, en het ziet er naar uit dat we dat in 2025 ook zullen halen. Vorig jaar viel dat tegen, toen kwamen we niet verder dan 126 uur. Toch was het in 2024 de warmste maart sinds 1901. De gemiddelde temperatuur was toen 9 graden, 2.5 graden hoger dan de decennia daarvoor. De hoogste temperaturen lagen rond de 20 graden. De regenval schommelt in maart rond de 50 mm, maar er zijn grote regionale verschillen. Zuid Limburg had vorige jaar 4,5 maal zo veel regen als Friesland. Het klassieke gezegde van maart die zijn staart roert, met winterse buien van regen, sneeuw en hagel lijkt plaats te maken voor felle maartse regenbuien. Die buien blijven plaatselijk hangen en kunnen dan voor veel overlast zorgen. De klimaatverandering laat groeten.

    Een Historische Noot:

    Veranderingen in de natuur in het voorjaar zijn prachtig beschreven in het eerste Verkades-album van Jac P Thijsse dat in 1906 uitkwam: Lente (makkelijk antiquarisch te kopen) . Vooral ook de hoge kwaliteit natuurplaatjes, van de hand van Wenckebach, van Oort en de jonge Jan Voerman Jr., maakt het album nog steeds tot een goede bron om na te gaan wat zich in de maand maart aandient. Planten maar ook vogels en insecten zijn mooi en helder weergegeven en de details laten je genieten. Zoals van de echte vroege bloeiers als de vroegeling, het mooie witbloemige onkruidplantje tussen de straattegels, of het dappere sneeuwklokje.

    In maart zijn er ineens veel bloeiende planten, waarbij voor ons oog de gele kleur wel haast lijkt te overheersen. Van het klein hoefblad, de slanke sleutelbloemen, het speenkruid tot aan de gele anemoon. Natuurlijk zijn er ook al de madeliefjes. In het midden hebben madeliefjes gele buisbloemen, die worden omringd door witte lintbloemen. Maar er zijn nog veel meer kleuren te ontdekken, en die veelvoud aan bloemen is van levensbelang voor onze insecten. Zoals de paarse dovenetel, vingerhelmbloem, grote ereprijs, herderstasje, holwortel en het groot hoefblad, waarvan we eerst de roze tot paarse bloemknotsen zien. Spoedig daarna ontvouwen zich de enorme bladeren, met bladstengels van wel een meter en een oppervlak van een halve vierkante meter. We zien deze planten vaak in de stad aan de oevers van de singels. Natuurlijk komen er steeds meer grassen tevoorschijn, met soms onopvallende maar vaak ook prachtige bloeiwijzen, zoals het eenarig wollegras. De sleedoorn bloeit, en na bloeiwijzen van hazelaar en els zien we nu ook populieren en wilgen tot bloei komen. Markant is de de schietwilg die we meestal als knotwilg langs wegen en sloten zien staan. Beuken en eiken moeten nog een maandje wachten, en van andere planten kunnen we al wel het blad maar nog geen bloemen zien, zoals van de geurige daslook.

    In sloten en vijvers beginnen bruine kikkers, salamanders en stekelbaarzen (zie podcast 137) actief te worden. Hoeveel insecten er te zien zijn hangt sterk af van temperatuur en zonneschijn, in april meer daarover. Luidkeels bezig zijn in elk geval pimpelmezen met hun lichtblauwe kop. De forsere geluiden van de koolmees klinken alom, de vogel is makkelijk te herkennen aan de zwarte kop en borststreep die scherp afsteken tegen het gele lijf. Van de zang van roodborst, winterkoning, merel en zanglijster kan men zich makkelijk vergewissen met de Merlin bird app (podcast 120). Aan de rand van wegen en akkers verschijnen gele en witte kwikstaarten. Aan het eind van de maand kan men zeker de tjiftjaf horen, zojuist aangekomen in hun broedgebied. Maar fitis, tuinfluiter en gekraagde roodstraart zijn nog onderweg, net zoals onze zwaluwen. Op het land horen en zien we met wat geluk tureluur, kievit en grutto. Hun geluid is trouwens eerder een baltsroep dan een gezang. Op het water zijn meerkoeten paartjes druk bezig (podcast 16) en voeren futen hun bijzondere baltsrituelen uit. Onze meest voorkomende eend is nog steeds de wilde eend, al zijn de aantallen de laatste jaren met 30% teruggelopen. Van wilde eenden heet het dat ze de paarvorming in de winter afsluiten, om dan een lang broedseizoen van februari tot augustus aan te gaan. Toch kan je grote gemengde groepen eenden van meer dan honderd stuks begin maart op het water zien dobberen. Wat is daar nu weer aan de hand? Altijd maar weer nieuwe vragen, ook in de mooie maand van maart.Eindnoot:

    Maart blijft ons verrassen. Elke dag brengt nieuwe ontdekkingen, nieuwe geluiden, nieuwe kleuren, altijd Nieuwe Vragen

    Wat zal jouw verhaal deze lente zijn? đŸŒŒđŸƒ

    Tot de volgende wandeling door de natuur!: De Lente is in Aantocht!

    .

    Met een warme groet en een knipoog naar de natuur,Menno & Erwin

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    EXCLUSIEF: Bestel het Wandeldagboek!

    Wil jij je eigen natuurwaarnemingen vastleggen? Dit jaar brengen we een speciaal wandeldagboek uit, waarin je maand na maand kunt noteren wat je ziet en beleeft in de natuur. Zo maak je je eigen persoonlijke natuurboek!

    🎁 Bestellen? wordt founding member en het dagboek komt in november naar je toe!

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: Kou en hitte

    Beste lezer,

    We kunnen best goed met kou omgaan, zelfs onder nul graden (behalve mijn vrouw). In elk geval is hitte voor veel van ons vervelender en gevaarlijker. In combinatie met een hoge luchtvochtigheid is zelfs een temperatuur van 35 ̊C na een uur of zes al fataal voor een gezonde jongere. Schattingen zijn dat zelfs in ons land met zijn gematigd klimaat jaarlijks 1500 tot 3000 mensen zullen sterven aan hittestress.

    Ons lichaam heeft beperkte mogelijkheden omoververhitting te voorkomen. Vooral ouderen krijgen problemen met aanpassingen als het meer en efficiënter zweten en het wat verlagen van hartslag en lichaamstemperatuur. Wat ons dan nog rest is aanpassing in ons woonklimaat, inclusief airconditioning. Onze manieren van klimaatbeheersing in huis heeft ook zijn problemen, daarover zo meer.

    Maar dan de kou. Wij zijn warmbloedig, met een relatief hoge lichaamstemperatuur van rond de 37 ̊C. Om dat te handhaven in een koude omgeving kost natuurlijk extra energie. We hebben als naakte wezens geleerd ons goed aan te kleden, om te beginnen met diervachten. En natuurlijk kwamen er steeds betere behuizingen. Als we het konden legden we vooral in de herfst een vetvoorraadje aan. Dat was om de koude winter beter te overleven. En dat werd zelfs een teken van welzijn en welvaart, een dikke boer was ook letterlijk een respects-persoon. Nu denken we daar anders over. Dat komt grotendeels doordat buitenleven in de kou, en zeker verbonden met zware lichamelijke arbeid een zeldzaamheid geworden is. We hebben in onze leefomgeving de dagelijkse en seizoensgebonden temperatuurwisselingen geheel uitgebannen, en dat heeft geen goede uitwerking op onze gezondheid. Een fatale rol speelt daarbij de centrale verwarming. Die bedot ons lichaam. Onze natuurlijke neiging een vetvoorraad te vormen leidt dan alleen tot overgewicht en obesitas met alle nare bijkomende ziektes van dien. Een koude slaapkamer zou al veel helpen. En in de zomer zou het goed zijn als we ons lichaam weer leren om te gaan met warmte, in plaats van meteen de airco aan te zetten.

    Misschien wel als een reactie is het zwemmen in koud buitenwater sterk in opkomst. De vraag is daarbij of dat nou wel zo gezond is. Het antwoord lijkt voor een deel ja, er zijn positieve effecten op ons afweersysteem gevonden.

    Waar we voor moet oppassen is de aanvankelijke koude schok, we moeten nagaan of hart en vaten dat wel aankunnen. Een bezoek vooraf aan de huisarts is in deze in het geheel geen overbodige luxe. Bij temperaturen onder de 4 ̊C is het extra oppassen geblazen, er kan dan binnen een aantal minuten een dodelijke onderkoeling ontstaan. .

    En je moet natuurlijk ĂŒberhaupt niet overdrijven, veel langer dan 10 minuten in koud water is zelfs met een zwempak niet verstandig. De dan ontstane onderkoeling kan al tot dagenlang rillen leiden. Een interessant effect van het zwemmen in koud water is dat de vorming van bruin vet wordt gestimuleerd. Bruin vet is een weefsel met de functie van een lichaams kachel. Baby’s hebben het , en ook veel zoogdiersoorten, vooral die in winterslaap gaan. Zij kunnen hun lichaamstemperatuur sterk verlagen, dat kunnen wij mensen helaas niet. Overigens, vrouwen hebben het wel vaak koud ’s nachts, maar dat is geen winterslaap. Door hormonen aangestuurd hebben zij last van een slechtere doorbloeding van de extremiteiten en voor een goede slaap moeten ze daar beter wel wat aan doen. Meer algemeen lijkt het er op dat er grotere erfelijke variatie is in kou tolerantie (vooral ook door een andere opbouw van spierweefsel) vergeleken met ons globale onvermogen om hitte stress te overleven. Dat gaat op den duur menselijk leven op grotere delen van de aarde onmogelijk maken

    .

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: Social Darwin

    Beste lezer,

    De filosoof Spencer legde mede door zijn slagzin “survival of the fittest”de basis voor sociaal darwinistische gedachten. Hij trok de evolutiegedachtes van Darwin zonder omwegen door naar de menselijke maatschappij. Weliswaar nam Darwin die slagzin later over, maar de kern van zijn evolutiegedachten was en bleef de natuurlijke selectie van variaties in de erfelijkheid. Die leidt tot de ontwikkeling van de soorten op aarde. Darwin realiseerde zich dat ook in de ontwikkeling van de mens specifieke eigenschappen als intelligentie een rol speelden. Maar hij was veel terughoudender om daarmee sociale structuren te willen verklaren. Toch gingen nog tijdens zijn leven velen aan de haal met ideeĂ«n over biologische evolutie bij de ontwikkeling van wat zij noemden sociale theorieĂ«n en programma's. Galton kwam met sterilisatieplannen in wat hij noemde eugenetica. Vacher de Lapouge stelde doem­scenario's op over raciale degeneratie. De bankier Bagehot kwam met een biologische theorie van de staat. En er was het extreem liberale vooruitgangsevolutionisme van Spencer en SchĂ€ffle.In zijn proefschrift concludeerde de Nederlandse historicus Cor Hermans in 2003 dat sociaal-darwinisme nooit een homogene ideologie was. Volgens hem waren wel “de redeneerpatronenwaren vaak opgebouwd rond de centrale notie dat de moderne maatschappij niet ongestraft de natuurlijke selectiemechanismen mag verstoren”. Sommigen gingen daarin heel ver in, voor hen dicteerde en rechtvaardigde de biologie extreme opvattingen over de strijd om het bestaan of zelfs het recht van de sterkste. Volgens die ideologische lijn kan men biologische selectie zowel sociaal als economisch en moreel toepassen op de menselijke ontwikkeling. En tot heil van de mensheid moet men slechte erfelijke eigenschappen uitroeien. Het leidde tot eugenetica programma van de Nazi’s. Maar ook tot racistische sterilisatieprogramma’s in Amerika, Canada en Australie, tot ver in de 20e eeuw, met als criteria een geestelijke achterstand, een alcoholprobleem, chronische armoede of alleen al een etnische achtergrond. En ook in deze eeuw kwam tijdens de corona-epidemie onverhuld sociaaldarwinistisch gedachtengoed weer naar boven met de subtiel gekozen bewoording van “dor hout”. “Zo werkt de natuur. We gaan door met de jonge twijgjes”, aldus de Telegraaf columniste Marianne Zwagerman. De biologisch evolutionaire basis van het menselijk bestaan is algemeen aanvaard. Daaraan twijfelt men alleen nog in enkele fanatiek religieuse kringen. De specifieke ontwikkeling van de menselijke soort roept intussen nog vele vragen op. Over de verspreiding na een Afrikaanse oorsprong van Homo sapiens, de rol van landbouw, van taal, van migratiestromen. Er zijn, zoals bij elke soort op aarde, veel eigenschappen ontstaan onder heel specifieke omstandigheden, die later er al dan niet niet meer toe deden. Het toeval speelt in evolutie een grote rol, een richting is niet aan te geven. Er zijn wel wat factoren die vaker optreden. Bijvoorbeeld kan een grote mate van specialisatie gevaarlijk zijn. Generalisten lijken op de lange duur de betere kaarten te hebben. Maar wat evolutionair goed was, zegt weinig over wat straks goed zal zijn. Dat geldt ook voor eigenschappen in sociale systemen, zoals bestudeerd in de sociobiologie. Het is des te verbazingwekkender dat steeds weer geciteerd wordt uit de biologie om menselijk handelen te rechtvaardigen. Dat geldt voor progressief, op emancipatie gerichte gedachten. Maar net zo goed, of zelfs nog meer voor het huidige onverhuld, geldgedreven liberaal kapitalisme of de machtsbeluste politiek rechtse kringen. De ecologische puinhoop die we met elkaar gemaakt hebben vraagt om gemeenschappelijke inspanningen, en een morele verantwoording van regeringen en burgers. Maar wie zich overigens voor zijn eigen gedrag wil beroepen op natuurwetten begeeft zich op glad ijs. Ons morele kompas moet het doen zonder een biologisch excuus, daar helpt geen sociaal darwinisme aan.

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Beste luisteraars en lezers, hier weer een nieuwe aflevering van onze Menno en erwin podcast:

    “Men kan betwijfelen of er veel andere dieren zijn die zo'n belangrijk aandeel in de geschiedenis van de wereld gespeeld hebben als deze laag georganiseerde schepsels". Aan het woord is Darwin, en hij heeft het over regenwormen. Zijn laatste en meest succesvolle boek ging over humusvorming en de rol van regenwormen. Meer dan veertig jaar bestudeerde Darwin deze dieren, onderwierp ze aan experimenten en schreef ze zelfs intelligentie toe. Twijfel loos spelen regenwormen een enorme rol op aarde. Men schat dat ze de helft van de totale biomassa in onze bodem uitmaken. Ze hebben een groot aandeel in de vertering van plantenmateriaal en het vruchtbaar maken van onze grond. Afstammend van wormen in zee leven nu op het Noordelijk halfrond 670 soorten regenwormen, waarvan 22 in Nederland. Er zijn soorten gespecialiseerd in het leven in de strooisellaag, zoals de rode 10 cm lange mestpier en de rode gewone blauwkopworm. De veel grotere gewone regenworm, die wel 30 cm wordt en een bruinode en gelige kleur heeft, graaft tunnels naar beneden naar diepere grondlagen. De groene regenworm vertegenwoordigt een derde levenswijze, namelijk van ondiepe gangen evenwijdig aan het oppervlak, zij zorgen vaak voor het onder de grond brengen van bladafval. Dat doen ze op een handige manier, trekken (of beter zuigen) de punt als eerste naar beneden, en maakten daarmee dat Darwin ze voor intelligente wezens hield

    .

    Regenwormen zijn, naast een monddeel en een anale opening, opgebouwd uit vrijwel identieke geledingen, pakweg zo’n 150 segmenten. Op elk segment hebben ze een paar borstels, waarmee ze zich vast kunnen zetten in de aarde. Daar maken ze gebruik van om zich voort te bewegen, door afwisselend hun ringspieren en hun lengtespieren te spannen en ontspannen. Regenwormen zijn tweeslachtig, produceren zowel sperma als eieren. Voor de bevruchting leggen ze zich tegen aan ander exemplaar aan en in een ingenieus systeem zorgen de twee voor wederzijdse bevruchting. De bevruchte eieren worden in een cocon ter grootte van een erwt afgezet. Hun voortplantings-vermogen is groot, en dat is wel nodig. Regenwormen hebben veel vijanden. Ze zijn voer voor vogels zoals merels, roodborstjes, kraaien en zelfs buizerds. Zoogdieren jagen op ze, van dassen, egels en mollen tot aan spitsmuizen aan toe. De rij lijkt eindeloos, loopkevers, duizendpoten, bloedzuigers, een nieuwe exoot in de vorm van een Nieuw Zeelandse platworm, en dan zijn er nog parasitaire algen en aaltjes. De mens doet er ook nog het zijne toe, met kunstmest, gewasbeschermings-middelen, mechanische verstoring van de bodem en uitdroging. Het spreekwoordelijke regeneratievermogen van de regenworm speelt maar een beperkte rol, alleen als een klein deel van het achterlijf “netjes” wordt doorgesneden of gebeten overleven sommige regenwormsoorten de aanval.

    Zoals de naam al aanduid is een vochtige omgeving is van levensbelang voor de regenworm. De grond moet ook niet al te zuur zijn. Daar hebben veengebieden wel hun bestaan aan te danken. Als die niet een hogere zuurgraad hadden waren de plantenresten waar veen (en dus ook turf) uit bestaat geen kans. Maar waren allang door de regenworm verwerkt tot aardige humus. Regenwormen zorgen voor beluchting van de grond, hun tunnels helpen water in de grond vast te houden (ze hebben zelf geen problemen met ademhaling in een natte omgeving). Maar vooral zorgen ze voor grondverbetering, door de verwerking van plantenresten en de omzetting van humus in minerale stoffen die voor de plantengroei van levensbelang zijn. De doorwoeling kan ongelofelijke vormen aannemen. Regenwormen kunnen jaarlijks tot 80 ton aarde per hectare omzetten. Daarvoor bereiken ze samen met andere aardwormen dichtheden tot wel 30000 kilo per hectare

    Voor weidevogels is de bereikbaarheid van regenwormen, en ook de grotere soorten, van levensbelang. Het uitrijden van stalmest verrijkt de grond, wat op zich goed is voor regenwormenstand, zeker als de grond in elk geval ’s nachts ook vochtig blijft. Dat laat Gronings onderzoek zien, waarbij een bioloog zich plat op zijn buik liggend op een karretje over de wei voortbewoog. Hij constateerde dat de wormenbereikbaarheid terugliep als er mestinjectie van vloeibare mest plaats vond, ook wel zodenbemesting genoemd. Wageningse onderzoekers trokken de resultaten in twijfel. Zij waren wel de uitvinders van deze technologie, die gericht is op vermindering van mestbelasting. Of dat bij de mestinjectie het gewenste effect heeft lijkt nog geen uitgemaakte zaak. De techniek is inmiddels wel wat verfijnder geworden. Maar verstoring van de grond, en daarmee ook gevaar van uitdroging blijft bestaan. Recent onderzoek op verzoek van de Noordelijke provincies wijst in elk geval op voordelen van bovengrondse bemesting met vaste dan wel drijfmest boven zodebemesting. Niet alleen doen regenwormen het dan beter, ook de ontwikkeling van gewenste schimmels en bacteriĂ«n wordt er door bevorderd. Veel meer van dit soort onderzoek lijkt wenselijk, we weten in verhouding nog steeds heel weinig van de bodembiologie. Het belang van regenwormen staat sinds het werk van Darwin als een paal boven water.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: 🐩 Het bijzondere van de natuur in februari

    Beste lezer,

    Februari is de ideale maand om de dingen in de natuur te zien. Juist omdat er vaak nog niet zoveel te zien is, zie je wat er wel te zien is beter. Op de achtergrond gebeurt er van alles, planten bereiden zich voor op de lente, vogels zijn hun verre reis uit Afrika naar onze streken aan het voorbereiden of al begonnen. Maar wat we nu zien is vaak nog maar heel aarzelend. Winterharde bolgewassen als sneeuwklokjes en akonieten staan in bloei, net zo als de gaspeldoorn. Bomen en struiken laten net hun knoppen en katjes zien. Wie zijn de eersten? Behalve de pimpelmees beginnen nu ook de koolmees, vink, huismus, merel spreeuw en houtduif met hun territoriaal gezang. Daarmee hebben we gelijk ook de top zeven van de nationale tuinwintertelling te pakken. Maar maak je ook gevat op verrassingen, je kan nu ook al de hier sinds enige jaren overwinterende tjiftjaf horen. Vroeger moest je daar nog minstens twee maanden op wachten.

    De sprokkelmaand, een vernederlandste verbastering van het Latijnse woord voor een reinigingsfeestje van vroeger met de naam spurcalia, is een ongewisse maand. Het kan vriezen en dooien, en dat heeft veel invloed op plant en dier. Ganzen en eenden vliegen al wel of nog niet terug naar het noorden. De rozetten van tweejarige planten als teunisbloem, hondsdraf of look zonder look wagen zich al naar buiten of verfrommelen toch weer. Hazelaar, madeliefje, vroegeling en klein hoefblad staan al wel of nog niet in bloei. Gemiddeld telt februari nu 93 zonuren, dat is veel meer dan dertig jaar geleden. De neerslag is ook met een kwart toegenomen, het aantal vriesdagen en het aantal dagen dat het onder nul komt zijn beide fors afgenomen, de gemiddelde temperatuur een twee graden gestegen. Dat heeft wel gevolgen, bijvoorbeeld voor veranderingen in de groei en bloei van planten en de activiteit van insecten. Terwijl ooievaars, witte reigers en kieviten hier tegenwoordig overwinteren moeten we het zonder bonte kraaien doen. Die blijven tegenwoordig in Scandinavië.

    Vanwege al die verschuivingen en verschillen van jaar tot jaar is het een goed idee om wat je tegenkomt te noteren. Welke vogels hoor je in de vier weken van februari? Wanneer zie je de eerste spreeuw met een uitgekleurde gele snavel? Zie je al vogels van de zo langzaam rijpende klimopbessen eten? Ben je winterpaddenstoelen tegengekomen, een wintervlinder of andere insectensoorten? Wanneer zie je de eerste salamander weer zwemmen? Welke bomen laten knoppen en katjes zien, zie je al klein hoefblad, de eerste bladeren van het fluitenkruid? Gelukkig hebben we tegenwoordig veel hulp bij het herkennen van soorten via internet. Voor vogelgeluiden is er merlin bird id (hoor onze podcast 120 over merlin).

    Planten bijvoorbeeld via de site www.floravannederland.nl. Maar kijk ook op de websites van floron, sovon en naturalis. En dan is er de onvolprezen verzamelsite waarneming.nl, waar je ook op tijd en plaats geselecteerd de waarnemingen van anderen kan bekijken. Maar noteer ook de dingen waarover je je in februari verwondert. Wij doen dat bijvoorbeeld over de korstmossen, de heel bijzondere samenleving van schimmels en algen, zoals je die vaak op bomen en dode takken, maar ook op muurtjes kan vinden. We komen er binnenkort op terug. En dan zagen we ineens een patroon in de molshopen in het weiland, steeds vlak langs het voetpad door het grasveld. Jagen wij wormen omhoog door de trillingen als we over het pad lopen? Of is de grondstructuur daar juist anders? Wie kan het ons zeggen? Aan de oever van de waterplas zagen we futen en meerkoeten (hoor ook podcast 16 over de meerkoet) met hun poten vrolijk in het ijskoude trappelen. Hoe houden ze dat uit? Vaag kwam het begrip tegenstroomprincipe boven, ooit ergens gelezen. En jawel, thuis viel het kwartje. Bij nalezing viel ons ineens weer in dat deze vogels over een wondernet in hun poten beschikken, dankzij een slim georganiseerde bloedstoevoer met tegenstroomprincipe houden ze de voeten warm met een minimaal energieverlies. Er is in februari verbazend veel te zien en (her)ontdekken.

    We willen deze maandelijkse beschrijving van wat is er te zien in de natuur graag aan het eind van het jaar in boekvorm aanbieden. En jij kan daar mee helpen dus geef je mooiste ontdekking in de natuur op in de comments in dit stuk op substack en we nemen het mee in ons uit te geven boek.

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Fossielen zijn de vaak versteende resten van mensen, dieren en planten die in gesteentes, modder of zandlagen worden teruggevonden. Die vondsten hebben mensen altijd gefascineerd maar ook voor raadsels gesteld. Waren het grillen van de natuur, vergelijkbaar met mineraalafzettingen of wonderbaarlijk gevormde zwerfsteen? Of waren het resten van ooit echt levende dieren? In het Mycene van 1200 voor de jaartelling bewaarden mensen fossielen van neushoorns, paarden en schelpen als iets bijzonders. In veel culturen in AziĂ«, Europa en Amerika werden fossielen in verbinding gebracht met mythologische wezens. Nog in 1657 publiceerde de vermaarde dierenkenner Joannes een boek over viervoetige dieren met afbeeldingen van draken. Die waren vermoedelijk gebaseerd op fossiele reptielen. Op Cyprus werden fragmenten van een dwergnijlpaard in een kerk vereerd, omdat men dacht dat het een heilige was.

    Wat nuchterder keek de Griekse filosoof Xenophanes zo’n 500 jaar voor de jaartelling naar fossielen: zeeschelpen moesten toch wel aangeven dat sommige gebieden ooit onder water gestaan hadden. Goede beschrijvingen van fossielen leverde rond het jaar duizend de Perzische wetenschapper Ibn SÄ«nā (980 – 1037), een aantal eeuwen later gevolgd door bijvoorbeeld Leonardo da Vinci. Maar de positie van het christelijk geloof maakte het steeds moeilijker om fossiele vondsten te interpreteren. In de eerste plaats was er het grondidee dat Gods scheppingen volmaakt zijn, en dus kan van uitsterven geen sprake zijn. Vondsten van fossiele skeletten van grote dieren als mammoeten betekenden dus dat die ergens op aarde nog aanwezig moesten zijn, en dat kon natuurlijk altijd zolang de aarde niet compleet in beeld was. Wat dacht u trouwens van het monster van Loch Ness? En wat kan er wel nog niet in de diepe oceaan leven? De vondst van schelpen en andere resten van zeedieren ook in hoger gelegen steenformaties vormde wel een probleem. Daar bracht de zondvloed uitkomst. Daar waren indertijd waarschijnlijk heel wat zaken misgegaan, zoals ook de zondvloedmens in 1725 gevonden in Öhningen, vlakbij de Duitse kant van de Bodensee. En wel 4032 jaar na de zondvloed. Een jaar later werd deze vondst als de “homo diluvi testis” beschreven door Scheuchzer. In een voor zijn tijd revolutionair betoog beschreef hij dus dat wel degelijk dieren uitgestorven konden zijn, al was het dan alleen in de kerkelijk goedgekeurde variant van de zondvloed. De “verdronken zondaar” werd gekocht in 1802 voor de collectie van Tylers museum in Haarlem. Even later werd het exemplaar door de Franse palentoloog Cuvier in 1807 gedetermineerd als ”reuzen salamander”.

    In zijn gelijknamige boek heeft Jelle Reumer de geschiedenis van de paleontologie prachtig beschreven. Cuvier geloofde dan wel niet in het zondvloedverhaal, maar dacht toch wel aan catastrofen waarom dieren uitgestorven waren. Het is pas later duidelijk geworden dat Leonardo da Vinci al niets van die zondvloedtheorie moest hebben, dat kon volgens hem nooit verklaren waarom zeedieren hoog in de bergen terecht waren gekomen. Maar om dat in zijn tijd te publiceren was levensgevaarlijk, de brandstapel van de inquisitie dreigde, en dus schreef hij zijn aantekeningen over uitsterven van organismen in het geheim in spiegelschrift op, pas veel later ontdekt. Cuvier was een in veel opzichten een geniale onderzoeker, maar hij had ook zijn eigenzinnige opvattingen. Hij moest niet hebben van het systematische systeem van Linnaeus, en was het ook in het geheel niet eens met Lamaerck die veronderstelde dat soorten in elkaar over konden gaan. Tyler’s bevat nog veel meer klassieke schatten van de paleontologie. Zoals die van een reuzenkrokodil die in Maastricht in de Pietersberg in 1764 was gevonden en in 1784 gekocht door de directeur van Tyler’s. Uiteindelijk was het Adriaan Camper, een zoon van de in Groningen beroemde Petrus, die samen met Cuvier tot de conclusie kwam dat de Mososaurus geen krokodil maar een op een varaan lijkende reuzenhagedis was. Ook ligt te midden van veel anders prachtigs in Tyler’s een mooie Plesiosaurus, een zee-reptiel van drie meter lengte ontdekt door een vroege vrouwelijke fossielen-zoekster aan de Jurassic Coast, Mary Anning.

    De veranderende inzichten in de geologie, zoals door Charles Lyell in 1830 gepubliceerd, tezamen met de uitwerking van de evolutieleer door Wallace en Darwin veranderde de interpretatie van fossielen uiteindelijk compleet. Die staat geheel in het teken van de ontwikkeling van soorten, waarvan verreweg het allergrootste deel weer is uitgestorven. Soms was dat door een catastrofe, zoals het eind van de dinosauriërs (op de vogels na), na een botsing met een komeet. Maar veel vaker als de uitkomst van de vele oorzaken die in de natuurlijke selectie van het voortbestaan een rol spelen. In de puzzel op zoek naar die oorzaken speelt de paleontologie onverminderd een rol, ook door steeds weer nieuwe vondsten, waaronder in ons land. Al zijn die niet zo spectaculair als recent in Schotland, waar 150 meter pootafdrukken van dinosauriërs werden blootgelegd.

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Heen en weer stappen in de erfelijkheidsleer

    Als het over erfelijkheidsleer of genetica gaat hoor je al gauw trefwoorden als chromosomen, mutaties, genen en DNA. Lang voor die vindingen werden gedaan dachten mensen na over hoe erfelijke eigenschappen worden doorgegeven. Maar dat gebeurde zonder de mechanismen te kennen en dat gold van de oudheid tot aan Darwin aan toe. Al heel lang probeerden mensen door selecteren en kruisen van gewassen een betere oogst te krijgen en profitabelere dieren te fokken. En ook van hun eigen afstamming ging altijd een grote fascinatie uit. Tot voor 150 jaar had men geen goed idee van hoe die eigenschappen werden doorgegeven, en eigenlijk ook niet van wat er tijdens de voortplanting gebeurde,

    EĂ©n van de eerste ideeĂ«n over erfelijkheid die we kennen kwam van de Griekse filosoof Hippocrates. Hij dacht dat onze eigenschappen, de erfelijkheid van alles (pangenese), aangeboren of tijdens het leven verkregen, in kleine deeltjes zaten die door ons lichaam zwerven. Dat idee had nog heel lang aanhangers, tot aan Darwin toe. Hij gaf de deeltjes een mooie naam (gemmules) die in alle cellen zouden zitten en hij ging ook mee met de overerving van verworven eigenschappen. Darwin werd beinvloed door Lamarck, een iets vroegere denker over evolutie. Lamarck propageerde kort gezegd de gedachte dat de giraffe die veel bladeren van hoge bomen eet en daardoor een lange nek krijgt die eigenschap doorgeeft aan de kinderen. Dit “Lamarckianisme” speelt in de moderne genetica die uitgaat van DNA als drager van het erfelijk materiaal geen rol. Alhoewel, inmiddels weten we nu wel dat gebeurtenissen in het leven uitwerking hebben op micro-RNA dat de aflezing en omzetting van DNA aanstuurt (epigenetica), en daarmee is door de achterdeur een vorm van Lamarckianisme weer terug.

    Aristoteles was het niet eens met het pangenetisch denken van Hippocrates, want hij dacht dat al onze eigenschappen in zaadvloeistof (semen) zat dat door ons lichaam stroomt. Door menging van vrouwelijke en mannelijke semen kregen kinderen de eigenschappen van beiden. Ook dat idee bleek uiteindelijk zo gek nog niet zoals we zullen zien. Tweeduizend jaar later ontdekte van Leeuwenhoek onder zijn microscoop zaadcellen (met staart) in het sperma. De eeuwen daarna meenden velen kleine mensjes in lichaamscellen te zien onder de microscoop, en een brandende vraag was of dat mensje nu in de zaadcel of in de eicel zat. Een tijdgenoot van Darwin, de monnik Mendel ontdekte dat er wetmatigheden in de overerving van eigenschappen zaten door kruisingsproven met erwten. Geheel los daarvan kwam men aan het eind van de 19e eeuw tot de conclusie dat in de celkernen erfelijk materiaal moest zitten. Bij celdeling zag men dat samengebald materiaal uit de celkern in de vorm van chromosoom-paren zich verdubbelt en over de twee genetische identieke dochtercellen verdeeld wordt. Dit proces dat mitose genoemd wordt onderscheidt zich van de geslachtelijke vermeerdering. Daarbij worden eerst vrouwelijke (eicellen) en mannelijke geslachtscellen (sperma) gevormd. In de gameten zoals de geslachtscellen heten, ontstaan in een proces dat meiose heet zit alleen de helft van de chromosomenparen. Bij de bevruchting komen dan nieuw samengestelde chromosomen afkomstig van man en vrouw samen en ontstaat een nieuw individu. A la Aristoteles, maar dan een beetje anders.

    Er kwamen nog veel meer processen die onze genen beĂŻnvloeden aan het licht, zoals mutatie en recombinatie. Veel kennis, onder andere over de rangschikking van genen kwam van kruisingsproeven met bananenvliegen. Tezamen met de genetische inzichten van Mendel en de evolutie door natuurlijke selectie van Darwin ontstond een nieuw genetisch onderbouwd evolutie model dat we nog steeds kennen als de nieuwe synthese. Wat nog ontbrak was de feitelijke biochemische drager van erfelijke eigenschappen in de chromosomen. Lang dacht men aan eiwitten , maar in 1944 werd duidelijk dat het wel eens desoxy-ribo-nucleinezuren zouden kunnen zijn, oftewel DNA. In 1953 ontstond het beroemde model van DNA, de dubbele helix, bestaand uit suiker- en fosfaatgroepen en vier gepaarde stikstofbasen met de afkortingen A, T, G en C. A ligt altijd tegenover T en G tegenover C, en tezamen vormen ze de genetische code. Het model verklaart simpel hoe DNA zich kan verdubbelen, kan afgelezen worden in een sjabloon (RNA, dit noemt men transcriptie). RNA wordt op zijn beurt in de cel gekoppeld aan een totaal van 20 aminozuren (de translatie), die de basis vormen van al onze eiwitten. Inmiddels kennen we veel meer bijzonderheden van de genetica en zijn de complete gen-sequenties van heel veel organismen, waaronder de mens, beschreven. Toch is het zoals gebruikelijk en leidt al die kennis tot steeds meer vragen. We weten bijvoorbeeld van veel van ons DNA nog niet wat de functie in ons lichaam is.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Een gevoel van plotselinge macht overkwam mij als redacteur van de schoolkrant. Ik stond in 1964 op een kantoor bij de stencilmachine en zag hoe mijn moeizaam op een stencil getypte tekst binnen een paar minuten in honderdvoud vermenigvuldigd werd. Ineens besefte ik, zo bereik je de mensheid.

    Al meer dan duizend jaar drukken mensen boeken, pamfletten en periodieken, om ideeen en kennis te verspreiden. De held van de rechtgeaarde Nederlander in zake boekdrukkunst is natuurlijk Laurens Janszoon Coster. Staat er niet een majestueus standbeeld op de Grote Markt in Haarlem, vlak bij waar hij gewoond zou hebben? Niet alleen dat, in Haarlem is er is nog een tweede standbeeld, en een monument, een kerkraam en twee wandplaquettes. Overtuigender kan het niet. Helaas, er is geen enkel overtuigend bewijs dat Coster iets met het drukken van boeken van doen had. Van de Duitse concurrent Gutenberg is wel ter dege gedocumenteerd dat hij midden vijftiende eeuw boeken drukte die gezet waren met behulp van losse, metalen letters. Dat was een cruciale verbetering ten opzicht van houten blokdrukken die vanaf het jaar 1000 gemaakt werden. Daarbij drukte men in een keer een hele pagina, zonder herstel of correctiemogelijkheden. Maar ook lang voor Gutenberg werden in de elfde eeuw werden al in China teksten gedrukt op basis van losse karakters. Daarvoor waren er natuurlijk ook al druksels, zoals spijkerschrift met illustraties op rolcylinders in Mesopotamie en zegelringen op perkament.

    Veel van wat tot nu toe genoemd is valt onder boekdruk oftewel hoogdruk. Daarbij steken letters en figuren die uitsteken van inkt voorzien en ingedrukt op papier. Dat is ook het principe van hout en linoleumsnedes. Een tegenovergesteld procedure is die van de diepdruk, waarbij juist het in een drukplaat gekerfde met inkt wordt gevuld en afgedrukt, bijvoorbeeld bij het etsen van een koperen plaat, al dan niet in de vorm van rasterpuntjes. Weer een heel andere druktechniek is die van de doordruk, waarbij inkt op een gaas (van zijde of polyester) wordt gebracht. Alles wat niet afgedekt wordt door een sjabloon (al dan ontstaan door het verwijderen van een lichtgevoelige laag) wordt door het gaas op een oppervlakte afgedrukt. Dat kan op papier maar ook bijvoorbeeld op glas of metaal. Ook een stencil-moedervel berust op deze techniek. Voor een tekst worden daarbij “lettergaten” met een typmachine (zonder lint) in een waslaag weggetikt. Tenslotte is er de vlakdruk, ooit in de vorm van lithografie of steendruk, waarbij wordt afgedrukt wat niet door een vettige laag op een steen is afgedekt.

    Offset is de tegenwoordig meest gebruikte druktechniek en ook een vorm van vlakdruk. Daarbij worden vaak folies gebruikt, waarvan het er op aangebracht beeld overgebracht worden op een rubberen rol en dan afgedrukt. Deze techniek leent zich voor digitalisering, en in combinatie met het rotatiesysteem levert dat een heel efficient druksysteem op. Meer dan driekwart van alle boeken, kranten en folders wordt tegenwoordig met offsetdruk gemaakt. Dat kan in grote oplagen, maar ook on demand, in een oplage van een enkel exemplaar. Hoogdruk, diepdruk en lithografie worden vooral nog voor bijzondere uitgaven en kunstprojecten gebruikt. De digitalisering roept natuurlijk ook vragen op over de toekomst van drukwerk. Houden we behoefte aan informatie op papier? Paradoxaal lijkt de opkomst van kunstmatige intelligentie (A.I.) dat alleen maar waarschijnlijker te maken. A.I. moet de mens helpen en die niet vervangen, aldus de hoogleraar Logica en Cognitie Rinke Verbrugge. Zij werkt aan een intelligent gebruik van A.I. in een centrum voor hybride intelligentie, en daarbij lijkt drukwerk een onmisbare stap in studie en nadenken, om uiteindelijk te komen tot goede en gegronde beslissingen.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Onderwerp: 🐩 Een flits van kleur in onze achtertuin – alles over de ijsvogel!

    Beste lezer,

    Een van de geneugten van het wonen naast een diepe zandafgraving met helder water en veel soorten vis is dat je daar kunt zwemmen terwijl een ijsvogel over je heen scheert. Die iriserend blauw-cyane flits over je hoofd heeft iets wonderbaarlijks. Het kan nog mooier. Aan de ontbijttafel zag mijn partner een ijsvogel op een ijzerpastiek aan onze vijver zitten. Het dier was wat onrustig, het zat in de zon en dat bedierf het uitzicht op het onderwaterleven. Plots vloog hij op, een hij want de snavel was niet helemaal oranje, en wat er toen gebeurde.... Een oscillerende kleurengolf van blauwgroen en kobaltblauw. De ijsvogel stond voor een aantal seconden stil boven de vijver, met een vleugelslag als van een kolibri. Toen vloog hij door naar een bamboestok aan de andere kant van de vijver, nam plaats, draaide zich om, om een paar seconden later zich in het water te storten. Kwam met de zoveelste stekelbaars uit onze vijver weer boven, vloog naar het ijzerplastiek, sloeg de vis dood, schudde hem op zodat de vis met de kop vooruit in zijn keel verdween.

    Groningse onderzoekers hebben de spectaculaire kleuren van de ijsvogel onderzocht. De oranje kleur danken de vogels aan wortelachtige (carotenoide) kleurpigmenten in de punt van hun borstveren. Maar de andere kleuren komen niet van pigmenten maar van heel bijzonder kleine structuren, bedekt door celluloseplaatjes. Het onderzoeksteam onder leiding van Doekele Stavenga en Jan Tinbergen ontdekten dat de op een speciale manier geordende plaatjes in een dunne film die nanogaatjes afdekken. Daarmee reflecteren ze opvallend licht met een cyane metaalblauwe kleur op de rugveerpunten, en een kobaltblauwe kleur op de staartveerpunten. Het principe lijkt op waarom een flinterdunne zeepbel licht in allerlei kleuren kan weerkaatsen.

    Er zijn 120 soorten ijsvogels op de wereld, en die soorten vertonen allemaal verschillende maar even fascinerende felle kleurschakeringen. Het zijn allemaal visjagers, met een relatief grote dolkvormige snavel. Net als onze ijsvogel zijn ze aangewezen op helder water. Door hun hoge eisen aan hun leefomgeving zijn bij ons ijsvogels betrekkelijk zeldzame vogels. In topjaren broeden er zo’n duizend paar, maar een strenge winter kan het aantal zomaar terugbrengen tot een krappe honderd. Bij ijsvorming moeten ze wegtrekken naar wamere gebieden, met alle risico’s van dien. In sommige winters zoeken tot wel een paar duizend scandinavische ijsvogels bij ons hun heil. In andere seizoenen maakt watervervuiling en menselijke verstoring van de nestgangen (die ze tot wel een meter diep uitgraven in steile oevers) ze het leven moeilijk. Daar staat tegenover dat ze niet veel last van rovers hebben. De nestgangen zijn voor kleine roofdietren vrijwel ontoegankelijk. En voor roofvogels scheren ze veel te snel vlak over het water, ze halen de 80 kilometer per uur.

    Benieuwd?Luister de volledige aflevering op mennoenerwin.nl of je favoriete podcastplatform. En terwijl je daar bent, meld je aan voor onze nieuwsbrief zodat je nooit een aflevering mist!

    Vond je dit leuk? Deel deze nieuwsbrief met vrienden, familie, of wie dan ook van een goed natuurverhaal houdt.

    Tot de volgende nieuwsbrief!

    Hartelijke groet,Menno & Erwin

    đŸŽ™ïž Menno en Erwin – Een reis door wetenschap en natuur



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Bij de honderdvijftigste: 149 podcasts over natuur en wetenschap

    Begonnen zijn we indertijd met het bespreken van 12 natuurgebieden in Duurswold in Midden Groningen bij het uitkomen van de nieuwe druk van de natuurgids bij uitgeverij Profiel. Maar daarbij is het duidelijk niet gebleven. In totaal 29 podcasts over natuurgebieden, en nog vijftig meer over de natuur. Daarvan gingen 33 over specifieke soorten, vaak op verzoek. De verdeling over soorten is duidelijk niet helemaal eerlijk, zeker niet als je kijkt over wat er alles in onze directe omgeving voor komt. Negen gingen er over zoogdieren, acht over vogels, tien over planten en schimmel, twee over reptielen en vissen, twee over weekdieren, twee over insecten en eentje over spinnen. We hebben daar nogal wat werk te doen. Natuurlijk nog veel meer over planten en bomen en vogels als de ijsvogel, koekoek, uilen en andere roofvogels. Zoogdieren blijven spannend, dus zeker komen de eekhoorn, de vos, de wolf en de das zeker nog aan de beurt. En dan hebben we nog heel wat meer in te halen, adders, kikkers, salamanders en vissen, en dan nog een hele serie misschien minder voor de hand liggende maar razend interessant soorten als het lancetvisje, de zakpijp, octopussen, heel veel insecten, sponzen, kwallen en poliepen. En natuurlijk onze kleine vrienden de bacteriën.

    Als we terugkijken hebben we wel een aantal favoriete zaken behandeld. Herten die walvissen werden, vogels die het onder water prima redden, heel veel verschillende paardenbloemen die toch tot Ă©Ă©n soort blijken te horen, over de griep en ergere virussen. Maar ook over de Waddeneilanden, de visie van de (vorige) burgemeester van Midden Groningen in en op de natuur, over waarom we met boeren moeten praten en over het groeiende fenomeen van crowd farming.

    Inmiddels hebben we ook 65 podcast over wetenschap gemaakt, met een stevig accent op biologie en gezondheid. Twintig keer hadden we het over de biologische klok en slaap, geen wonder gezien de achtergrond van Menno. We willen zeker nog meer aandacht besteden aan hoe wetenschap werkt, aan nieuwe ontwikkelingen en vooral ook in onze ogen belangrijke wetenschappers. Want wetenschap blijft mensenwerk, en we vonden het heel leuk om coryfeeën te bespreken als Antonie van Leeuwenhoek met zijn hele vroege microscoop, Charles Darwin die de hele biologie blijvend veranderde, onze plaatselijke held Frits Zernike met zijn fasecontrastmicroscoop en bijvoorbeeld de geniale apenbekijker Frans de Waal. Maar ook aan onderwerpen als de puberteit die alles verandert, de vele compartimenten van de menselijke spijsvertering (een kerst-serie!) en drie nobelprijzen die dit jaar naar biologische onderwerpen gingen hebben we goede herinneringen.

    Voorlopig waren we dus nog niet van plan er mee te stoppen. Er zijn nog zo ontzettend veel spannende onderwerpen. Het blijft verbazingwekkend wat we als mensheid allemaal weten, en misschien nog wel meer wat we niet weten. Het blijft leuk om weer eens wat boeken uit de boekenkast te trekken, literatuur na te kijken (en soms een goede smoes om weer eens een boekenwinkel binnen te lopen). We stellen het zeer op prijs als u onderwerpen aandraagt. Misschien bundelen we ooit nog wel eens de leukste bijdragen. Wie een lijst van alle behandelde onderwerpen wil kan die altijd krijgen. Op naar de 151e.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Groene midwinterplanten: de eeuwenoude kerstdecoratie van hulst en maretak

    Al heel lang worstelen mensen met de winter. De verwachting dat de dagen weer gaan lengen geeft de burger moed, en de groene bladeren van de hulst zijn daar een symbool van geworden. Dat diepe groen wordt nog versterkt door prachtige rode bessen. En er is nog een altijd groene plant die een belangrijke rol in de kersttijd heeft gekregen, de maretak, symbool van ontluikende liefde, vrede en huwelijk. De tradities zijn terug te vinden in de noorse en germaanse mythologie, in romeinse festiviteiten en christelijke rites, tot aan de hedendaagse kerstfilm aan toe.

    Vooral in de winter vallen hulstbomen op. Samen met varens en wat braamstruiken zijn ze dan de enige groene plekken in het bos. De hulstbomen van Europa zijn er al lang, al meer dan 8000 jaar. Ze staan vaak in eiken en beukenbossen, maar pas als er een open plek ontstaan is komen ze tot volle wasdom. Ze kunnen wel driehonderd jaar oud worden en uitgroeien tot ruim tien meter hoogte. Daarvoor hebben ze veel ruimte nodig, ze maken rondom een groot stelsel van zijwortels die dan op hun beurt naar beneden uitgroeien. Karakteristiek voor de hulst zijn de stevige, wat leerachtige bladeren met scherpe, doornachtige tanden. Een typisch onopgelost biologen probleem is hoe het komt dat bij oudere bladeren de bladeren steeds afgeronder worden. Wie anders wordt daar heet of koud van? Wat zeker opvalt, als je er op let, is dat alleen de helft van de hulststruiken rode bessen dragen. Dat klopt helemaal, want de hulst is tweehuizig. Oftewel, er zijn mannelijke en vrouwelijke planten, en alleen de vrouwelijke planten dragen bessen. Die bessen zijn trouwens voor ons giftig, en ook de meeste vogels zijn er niet dol op.

    Ook de zaden van de maretak zijn voor de mens giftig. Dus daar dankt deze altijd groene plant, die als halfparasiet hoog in loofbomen groeit, niet zijn bijzondere reputatie aan. Misschien eerder aan de eigenschap dat uit haar witte bessen vogellijm, ook wel bekend als mistel (vergelijk de engelse naam mistletoe) werd gemaakt waarmee vroeger letterlijk vogels aan taken werden gelijmd, en gevangen. Die kleverige substantie blijft samen met de zaden in de natuur over als vogels de bessen eten. Die vegen dan hun snavel schoon in de oksel van bomen. Op die manier plant de maretak zich voort, want na kieming van het zaad groeit daar een wortel in die boom die de basis vormt voor de bolvormige halfparasiet. We noemen het een halfparasiet omdat de maretak zelf suikers maakt via fotosynthese maar uit de boom water en zouten aftapt.

    Met de hulst komt het lichtIn de Noorse en Germaanse mythologie staat de hulstboom voor de koning van de winter, die door zijn tegenhanger en zomerkoning de eik op de midwinterdag verslagen wordt. Dan gaan de dagen weer lengen. We slaan verheugenderwijs de weg naar de lente weer in. Huizen werden en worden versierd met hulst en ook dit jaar werd een en ander stevig gevierd in Stonehenge. De Romeinen hadden speciale feestdagen van 17- 19 december, de Saturnalien, ter ere van de god van landbouw en welvaart Saturnus. Er waren allerlei rituelen, onder andere ruilden slaven en hun meester die dagen van rol, en men gaf elkaar geschenken waaronder een takje hulst. Het Christendom had het wat moeilijk met al deze heidense zaken, vage verwijzingen naar een bebloede doornenkroon daargelaten. En nu? Nog steeds wordt er in een degelijk kerststukje hulst verwerkt. En een beetje kerstfilm kan ook niet zonder.

    De heilige maretak: van vrede tot een zoen

    De maretak werd volgens de Romeinse geschiedschrijver Plinius door de Germaanse druide met een gouden snoeimes uit de boom gesneden en op een wit laken opgevangen. Dat verhaal moet kloppen, want het wordt precies zo beschreven in Asterix en Obelix. De maretak is ook al een midwintersymbool, maar er werd nog meer bijzondere krachten aan toe geschreven. Goed tegen bliksem, ideaal om een huwelijk onder te bezegelen, prima geschikt voor vredesonderhandelingen. Vijanden werden geacht hun wapens neer te leggen en een wapenstilstand te eerbiedigen. En wij, wat hebben wij er aan over gehouden? Nu, ook in het me too tijdperk, geeft de maretak een vrijbrief voor een ongevraagde zoen.

    Alle plaatjes zijn gemaakt door chatgpt gewoon omdat we het leuk vinden om te kijken waar de nieuwe mogelijkheden ons brengen. Soms zijn ze niet heel correct maar alleen met vallen en opstaan kom je verder.

    De vertaling is ook van chatgpt:

    Green Midwinter Plants: The Ancient Christmas Decorations of Holly and Mistletoe

    For centuries, people have struggled with winter. The anticipation of longer days brings hope, and the green leaves of holly have become a symbol of that optimism. This deep green is further enhanced by the striking red berries. Another evergreen plant that has gained a significant role during the Christmas season is mistletoe, a symbol of budding love, peace, and marriage. These traditions can be traced back to Norse and Germanic mythology, Roman festivities, and Christian rites, all the way to modern Christmas films.

    Holly trees are particularly noticeable in winter. Alongside ferns and some bramble bushes, they are the only green spots in the forest. The holly trees of Europe have existed for over 8,000 years. They are often found in oak and beech forests but only thrive fully when an open space allows them to grow. They can live for up to 300 years and reach heights of more than ten meters. However, they require ample space, as their extensive network of lateral roots grows outward and then downward. Holly’s defining characteristic is its sturdy, leathery leaves with sharp, spiny edges. A curious unresolved question in biology is why older holly leaves tend to become more rounded. Who wouldn’t be intrigued by that? Notably, only about half of holly shrubs bear red berries. This makes sense because holly is dioecious, meaning there are separate male and female plants, with only the females producing berries. These berries, however, are toxic to humans and are not a preferred food for most birds.

    The seeds of mistletoe are also toxic to humans. This evergreen plant, a hemiparasite that grows high in deciduous trees, does not owe its reputation to its poisonous seeds. Rather, it is due to the glue-like substance derived from its white berries, known as birdlime (or “mistel” in Dutch, akin to the English “mistletoe”). In earlier times, birds were literally trapped on branches using this sticky substance. The same substance, along with the seeds, remains in nature after birds eat the berries. The birds clean their beaks by rubbing them against tree branches, which allows the mistletoe to spread. Once the seed germinates, a root grows into the tree, forming the foundation for the plant’s characteristic spherical shape. Mistletoe is considered a hemiparasite because it produces its own sugars through photosynthesis while extracting water and salts from the host tree.

    With Holly Comes the Light

    In Norse and Germanic mythology, the holly tree represents the King of Winter, who is defeated on midwinter day by his counterpart, the Oak King of Summer. This marks the turning point towards longer days and the path to spring. Homes were and still are decorated with holly, and celebrations continue even today, such as at Stonehenge. The Romans had specific holidays from December 17 to 19, the Saturnalia, in honor of Saturn, the god of agriculture and wealth. These rituals included role reversals between slaves and their masters and the exchange of gifts, including holly sprigs. Christianity initially struggled with these pagan customs, save for vague references to a thorny crown. Today, holly remains a staple in Christmas decorations, and no holiday film feels complete without it.

    The Sacred Mistletoe: From Peace to a Kiss

    According to the Roman historian Pliny, Germanic druids used a golden sickle to cut mistletoe from trees, catching it on a white cloth. This account must be accurate, as it is described exactly the same way in Asterix and Obelix. Mistletoe has long been a midwinter symbol, but additional magical properties have been attributed to it. It was believed to protect against lightning, seal marriages, and facilitate peace negotiations. Enemies were expected to lay down their weapons and observe a truce. And today? Even in the #MeToo era, mistletoe still grants permission for an unsolicited kiss.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Natuur met de kerst (3): twee reebruine ogen

    Als we de schattingen mogen geloven kijken ons in Nederland zo’n 220.000 reebruine ogen aan. Daarmee is de ree ons meest voorkomende hert, en dat in vrijwel het hele land. Dat was vroeger wel anders. Tot diep in de 19e eeuw kwamen alleen nog wat reeĂ«n voor op de Veluwe. Het kappen van bos, overbejaging en stroperij maakten het reeĂ«n lastig. In de vorige eeuw ging het heel geleidelijk beter. Bosbouw, het cultiveren van heideland en regulering van de jacht (ieder geschoten ree moet sinds 1954 van een loodje voorzien zijn) zorgden voor een opmars, tot aan de duingebieden aan de Noordzee aan toe. En sinds 1980 is de reeĂ«n-stand zelfs nog eens verviervoudigd.

    Voor de ree is het verkeer de Ă©Ă©n na grootste doodsoorzaak (11000 per jaar). Maar het meest heeft het ree (de jager spreekt graag van het ree) te vrezen van de jacht, met een jaarlijks afschot van ongeveer 16000 stuks. Er wordt gezegd dat de jager de grootste afnemer van reevlees is. Daarmee komt de theoretische kans van een jaarlijkse kleine miljoen ree-kerstmaaltijden zwaar onder druk. Dus ten bate van diegenen die met de kerst wild ree zou willen eten maar het niet kunnen bemachtigen is er voor gezorgd dat de kerstragout in het bijgeleverde recept ook heel smakelijk met rundvlees te bereiden is. Misschien beter dan het in de supermarkt verkrijgbare Nieuw Zeelandse kweekhert.

    Onze reeĂ«n behoren samen met de zustersoort de Siberische ree tot de “schijnherten”, en zijn eerder verwant met het rendier en de eland dan met echte herten als het edelhert en het damhert. Onze ree is een oude verschijning, een voorouder soort liep al zo’n 20 miljoen jaar geleden rond, veel eerder dan de echte herten. De huidige ree is 3 miljoen jaar oud, in Europa verscheen de ree 650000 jaar geleden. De laatste ijstijd overleefden ze in alleen in Spanje, daarna verspreiden ze zich weer over grote delen van Europa. Hun aantal wordt in Europa nu geschat op tussen de tien en vijftien miljoen dieren.ReeĂ«n zijn knabbelende lekkerbekken. Ze hebben een kleine maag en zijn gespecialiseerd op eiwitrijk kwaliteitsvoer, zoals bessen, twijgen en knoppen, noten, paddenstoelen, jonge bladeren, eikels en ook wel graan. Ze herkauwen graag op de overgang van bos en open veld, zijn vooral schemer en nachtactief maar ook wel overdag te zien, in de herfst en winter vaak in groepen. In het voorjaar en de zomer zijn ze territoriaal en vaak alleen, of het moet een reegeit met haar jongen zijn (vaak een tweetal). De bronst is rond augustus. Een bijzonderheid van reeĂ«n is de verlengde draagtijd (delayed implantation) , het duurt tot december voor de jongen zich beginnen te ontwikkelen, om dan in het late voorjaar geboren te worden.

    “Ree- of Rundvlees ragout”Een feestelijk kerstdiner heeft meerdere functies. Het jaar gaat tegen het einde en familie en vrienden ontmoeten elkaar om het jaar genoeglijk af te sluiten. Een bijzondere maaltijd kan daar aan bijdragen. Maar de kok moet de klus makkelijk kunnen behappen. Het is immers wel zo leuk als ook zij of hij van de avond kan genieten. In de laatste menusuggestie voor de kerst “Ree-Goulash”, maar het mag ook “Rundvlees-Goulash” zijn. De gerechten zijn goed voor te bereiden en hoeveelheden zijn voor 4 personen, maar dat kan natuurlijk makkelijk opgeschaald worden. Het is altijd beter een nieuw gerecht eerst een keer voor jezelf te koken. Dat maakt het op de dag van het bezoek wel zo ontspannen. Voor allen die met familie en vrienden gezellig gaan eten – of het nu deze, of andere gerechten zijn: eet smakelijk en goede feestdagen.

    De ree of rundvlees ragout:Iets meer ingrediĂ«nten, maar ook makkelijk te maken en goed voor te breiden. Het vlees is zeker bij een poelier te krijgen, soms bij de slager of in de supermarkt. Maar als iemand geen wild wil of het zich het makkelijker wil – deze ragout is ook goed met rundvlees te maken – dan neemt men het beste beenschijven met ongeveer 130g vleesaandeel per persoon). Voorbereidingstijd ongeveer 30 minuten; kooktijd ongeveer 2uur en een kwartier.

    Voor de “Ree-Ragout” is een Dutch Oven handig, maar elke grote vlakke pan met deksel die in de oven kan is ook goed. Je hebt verder een (leeg) theezakje nodigIngrediĂ«nten500 g reevlees, het beste van schouder of achterbeen3 el olie of botervet1 middelgrote ui2 wortels100 g selderijknolÂœ stengel prei1 teentje knoflook15 Jeneverbessen2 laurierbladeren10 peperkorrels zwartÂœ stengel kaneel5 kruidnagels1 glas rode wijn1 liter wildfond of runderbouillon (kan uit een glas)1 el tomatenmerg/puree2 el bloem of aardappelzetmeel2 el cranberry-saus (glas)3 el slagroomZout, peper (zwarte uit de molen)VoorbereidingUien, knoflook in ongeveer 3mm blokjes snijdenSelderijknol en wortel i in ca Âœ cm blokjes snijdenHet vlees in weinig olie of botervet op goede temperatuur van alle kanten bruin aanbakken. Dat gaat het beste in 2 tot 3 porties. Het vlees weer samen in de pan. Op matig vuur brengenDe uien bijvoegen en kort mee braden, als ze iets kleur hebben, de rest van de klein gesneden groenten en de knoflook bijvoegen, ongeveer 5 min mee bradenMet zout en peper kruiden.Tomatenmerg en cranberries bijvoegen en kort verwarmen op hoge vlamMet bloem bestuiven en snel door elkaar mengen en met de rode wijn blussenBij matig vuur laten inkoken tot nog ongeveer 10 el vocht over zijnMet fond of bouillon overgieten.Jeneverbessen in een droog pannetje kort aanbakken tot ze glanzen. VOORZICHTIG! Ze mogen niet aanbakken. Met de platte kant van een mes vlak drukken. Samen met de rest van de specerijen in een theezakje en in de ragout onderdompelen.Vanaf hier kan men ook een dag later verder gaan. Dan wel koel zetten.De ragout op klein vuur ongeveer 2 uren laten sudderen, af en toe roeren. Dat kan ook in de oven.Het theezakje uit de pan halen, dan alle vleesstukken. De groenten afzeven en de jus opvangen. Ongeveer 1/3 van groenten fijn purerenDe jus terug in de pan doen en bij grote hitte opkoken. De groente puree bijvoegen. Naar gelang men de saus dikker of dunner wil: met aardappelzetmeel/water nog iets aandikken en met zout en peper op smaak brengen.Afronden met een grote eetlepel cranberries en tot slot om de maak te verfijnen slagroom toevoegen. Daarbij passen tagliatelle of ook rijst. Als groenten rode kool, spruitjes en/of ook een groene salade.

    Chatgpt zorgt voor de plaatjes en ook de vertaling in eng:

    Nature at Christmas (3): Two Doe-like Eyes

    If the numbers are to be believed, about 220,000 doe-like eyes gaze upon us here in the Netherlands. That makes the roe deer our most common deer, found across almost the entire country. But this wasn’t always the case. Deep into the 19th century, roe deer were only seen in bits of the Veluwe. Deforestation, overhunting, and poaching made life tough for these delicate creatures. But the 20th century told a brighter tale: forestry efforts, the cultivation of heathland, and tighter hunting regulations (every shot roe has needed an official tag since 1954!) gave them a fighting chance. Now, they’ve even ventured into the coastal dunes. Since 1980, their numbers have quadrupled.

    For roe deer, traffic is the second biggest hazard (11,000 hit annually). But the number one threat? You guessed it—the hunt! Hunters cull about 16,000 roe deer every year. And who’s the biggest consumer of roe meat? Surprise: it’s the hunters themselves. This means the theoretical dream of a million roe-themed Christmas dinners each year isn’t quite realistic. Fear not! For those dreaming of a festive feast but unable to nab wild roe, this accompanying ragout recipe is just as delightful with beef. Perhaps even tastier than the supermarket's New Zealand farmed venison.

    Our native roe deer, along with its Siberian cousin, is part of the “false deer” club, more closely related to reindeer and moose than to “true deer” like red deer and fallow deer. The roe is an ancient soul, with ancestors roaming about 20 million years ago—long before true deer showed up. Our current roe deer species has been around for 3 million years, popping up in Europe 650,000 years ago. They barely survived the last Ice Age, clinging to life in Spain before gradually spreading across the continent. Today, Europe boasts an estimated 10 to 15 million roe deer.

    Roe deer are picky little nibblers. With a small stomach, they favor high-quality, protein-packed snacks: berries, twigs, buds, nuts, mushrooms, young leaves, acorns, and the occasional grain. They thrive on the edges of forests and fields, are mostly active at dusk and night, but are sometimes spotted during the day. In autumn and winter, they hang out in groups. In spring and summer, it’s every deer for itself—except for mother deer with their fawns (often twins). The rut happens in August, with a fascinating twist: roe deer have delayed implantation! This means the embryos don’t start developing until December, and the little ones are born in late spring.

    Roe or Beef Ragout

    A festive Christmas dinner serves many purposes. It marks the year’s end, gathers friends and family, and sets the stage for a cozy celebration. A special meal can elevate the evening, but it shouldn’t stress out the cook. After all, they deserve to enjoy the festivities too! Enter our final Christmas recipe: “Roe Goulash” (or, for convenience, “Beef Goulash”). This dish is simple, prepare-ahead friendly, and written for four servings—but feel free to scale it up! Pro tip: test-cook new recipes before the big day. It’s the secret to culinary zen. Whatever you’re serving, here’s to delicious food and a joyful holiday season!

    Ingredients for the Ragout:A bit more involved, but totally worth it and very doable. Venison is often available from a game butcher, sometimes your local butcher, or even the supermarket. If wild game isn’t your thing, beef works beautifully (opt for shank cuts with about 130g meat per person). Prep time: 30 minutes. Cooking time: about 2 hours and 15 minutes.

    You’ll need a Dutch oven or any oven-safe, wide pot with a lid. Plus, a (clean) tea bag.

    Ingredients:

    * 500g roe deer meat (preferably shoulder or hind leg)

    * 3 tbsp oil or clarified butter

    * 1 medium onion

    * 2 carrots

    * 100g celeriac

    * œ stalk of leek

    * 1 clove garlic

    * 15 juniper berries

    * 2 bay leaves

    * 10 black peppercorns

    * œ stick of cinnamon

    * 5 cloves

    * 1 glass red wine

    * 1 liter game stock or beef broth (ready-made is fine)

    * 1 tbsp tomato paste

    * 2 tbsp flour or potato starch

    * 2 tbsp cranberry sauce

    * 3 tbsp cream

    * Salt and freshly ground black pepper

    Preparation:

    * Dice the onion and garlic into small cubes (about 3mm).

    * Chop the celeriac and carrots into slightly larger cubes (about œ cm).

    * Sear the meat in batches in a little oil or butter until browned. Return all the meat to the pot.

    * Add the onions and sauté until lightly colored. Toss in the remaining veggies and garlic; cook for 5 minutes.

    * Season with salt and pepper. Add tomato paste and cranberries, stirring over high heat.

    * Dust with flour, stir, and deglaze with red wine. Let it reduce until about 10 tablespoons of liquid remain.

    * Pour in the stock or broth.

    The Spice Bag:Briefly toast juniper berries in a dry pan until shiny—careful not to burn them! Crush gently with a knife. Pop them, along with all other spices, into the tea bag, and submerge it in the pot.

    At this point, you can pause and refrigerate for a next-day finish.

    * Let the ragout simmer gently for about 2 hours, stirring occasionally. Alternatively, cook it in the oven.

    * Remove the spice bag and meat chunks. Strain the vegetables, reserving the liquid. Puree about 1/3 of the veggies.

    * Return the strained liquid to the pot and boil over high heat. Stir in the pureed veggies. Adjust the thickness with starch-water mix, if needed. Season with salt and pepper.

    * Finish with cranberry sauce and cream for a velvety texture.

    Serve with tagliatelle or rice, and sides like red cabbage, Brussels sprouts, or a green salad.

    Cheers to a cozy Christmas feast and merry moments with loved ones! đŸŠŒđŸ·đŸŽ„



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Noten met de kerst

    Kunnen mensen niet anders? Zijn wij altijd vleeseters geweest? Nou zeker niet, in sommige tijden en landstreken at er zelfs niemand vlees, zoals in India rond het begin van onze jaartelling. En nu is de trend ook eerder weg van vlees, vooral vanwege het milieu en dierenleed. De helft van de bevolking is inmiddels flexitarier en eet minstens de helft van de week geen vlees. De strikte vegetariĂ«rs blijven bij ons zoals over de hele wereld beperkt tot zo’n vijf procent, alleen in India is dat percentage nog boven de dertig procent. Nog een stuk kleiner is de groep van veganers, die gaan nog een stapje verder en willen ook geen zuivelproducten of eieren. Zij moeten wel oppassen dat ze met name wel voldoende vitaminen en mineralen binnen krijgen. Op zich is vlees eten in het geheel geen must, en peulen maar vooral ook noten zijn prima en lekkere vervangers. Zie het, trouwens niet vegane, recept voor een heerlijke notentaart tijdens het kerstdiner, dat we bij deze podcast voegen.

    Wat zijn noten?

    Dat hangt er maar vanaf met wie je praat. Plantkundig zijn noten enkele vruchten met een verhoute wand. Tot deze “echte noten” behoren eikels, hazel- en beukennoten en kastanjes. Wat we in het dagelijks spraakgebruik noten noemen zijn voor de botanicus soms steenvrucht-zaden (zoals amandelen, kokosnoten en walnoten), of zaadkernen (para- en pecannoten, pistaches, cashewnoten en macadamia’s) en zelfs peulen (zoals de pinda). In de keuken wordt dat onderscheid niet gemaakt en horen de bovengenoemde “onechte noten” er ook bij. De grootste gemene deler van alle eetbare noten is het hoge gehalte aan eiwit, onverzadigde vet en vitaminen. Kortom, een ideaal bestanddeel van ons voedsel. En samen met peulen en bonen (zoals kapucijners, sojabonen, kikkererwten en linzen) een perfect alternatief voor vlees.

    Qua gezondheid steken noten gunstig af tegen vleesproducten en zuivel, vooral door een verlaagd risico op hart en vaat ziekten. Alleen zijn sommigen allergisch tegen eiwitten in noten. Die mensen kunnen dan vaak wel pinda’s eten, want die zijn als peulen niet verwant aan de andere noten en hebben hun eigen allergenen. Men moet vanwege schimmelgevaar wel oppassen bij het bewaren van noten (droog, koel en goed afgesloten), vooral bij kastanjes en walnoten. De ecologische footprint van noten valt vergeleken met vlees positief uit. De CO2 uitstoot ligt 90% lager per kilo. Pinda’s en kastanjes, wal- en hazelnoten scoren hier het best. Het kweken van noten kost per kilo wel veel land, maar dat is vaak wel voor meerdere doeleinden te gebruiken. Het minst gunstig ligt het waterverbruik, dat is per kilo vergelijkbaar met dat van vlees. En dat is vooral een probleem omdat veel noten groeien in gebieden met waterschaarste, dat geldt zeker voor amandelen, pistaches en cashewnoten. Ook hier komen kastanjes, pinda’s en walnoten weer gunstiger uit. Wat men bij al die vergelijkingen wel moet bedenken is dat de dagelijkse aanbevolen consumptie van noten een kwart lager ligt dan die van vlees! Waar men nog wel op moeten letten bij de aankoop van noten zijn de arbeidsomstandigheden waaronder ze geoogst worden, met name in India en Turkije, een goede raadgever is het fairtrade keurmerk. Ook al zijn peulen, met afgeleide producten als humus, tempĂ© en tofu nog net iets duurzamer, toch doen noten het goed, en dat ook vanwege hun excellente smaak. Tijd voor de kerst-notentaart.

    Nuts at Christmas made by Suno AI music composer:

    ‘Notentaart met ovengroenten’ (+ een variant met uien-room-saus)Een feestelijk kerstdiner heeft meerdere functies. Het jaar gaat tegen het einde en familie en vrienden ontmoeten elkaar om het jaar genoeglijk af te sluiten. Een bijzondere maaltijd kan daar aan bijdragen. Maar de kok moet de klus makkelijk kunnen behappen. Het is immers wel zo leuk als ook zij of hij van de avond kan genieten. Dit keer een heerlijke “Noten-taart met ovengroenten”. Het is altijd beter een nieuw gerecht eerst een keer voor jezelf te koken. Dat maakt het op de dag van het bezoek wel zo ontspannen.Voor dit recept is een broodbakblik (30cm) nodig, de oven moet een hete luchtoven zijn. Dit is een highlight van het kerstmenu: een sappige notentaart met gemengde noten, wortels, Parmezaan en verse kruiden. Daarbij passen groenten uit de oven met een schoteltje cranberrysaus. Voorbereiding ca 50 min, plus baktijd. Makkelijk maar bijzonder, en goed voor te bereiden. Dit is een recept voor 6 personen.

    IngrediĂ«ntenVoor de taart:300 g gemengde noten (bijvoorbeeld hazelnoten, amandelen, cashewnoten, walnoten)60 g pistache noten150 g wortels1 ui (ongeveer 80 g)2 knoflookteentjes300 g tamme kastanjes (blik of vacuĂŒmverpakt)150 g belegen Appenzeller (kaas)75 g getoast volkoren brood1 bundel gladde peterselie3 takjes tijm, 1 takje rozemarijn50 g Parmezaan (geraspt)3 eieren (M)40 g mosterd3 el sojasauszout2 el boter (koud)1 glas cranberry-saus (~ 220 g)

    Voor de groenten:600 g wortels400 g bloemkool of broccoli (diepvries)250 g spitskool, spinazie of paksoi2 rode uien3 knoflookteentjes60 ml olijfoliezoutzwarte peper (het beste vers gemalen)Voor de uien-room saus2 uien2 el (ev. vegane) boter2 el bloem1 tl tomatenmerg250 ml groenten bouillon250 ml (plantaardige) slagroom5 g verse peterselie1 tl mosterd1 el sojasausnootmuskaatzoutpeper1 biologische citroen

    Voorbereiding

    Noten en pistachenoten in een passende pan zonder vet roerend roosteren tot ze licht kleur aangenomen hebben, laten afkoelen.150 g wortels schillen en fijn raspen, de ui schillen en in kleine blokjes snijden/.2 knoflook-teentjes schillen en uitpersen, de tamme kastanjes heel fijn hakken (~5mm)Appenzeller kaas grof raspen, getoast brood (met de vingers) fijn wrijvenPeterselie, tijmbladeren en rozemarijn fijn hakken.Oven op 180 graad (hete lucht!) voorverwarmen.Noten en pistachenoten met een hackmolen of een blender fijn hacken (~3 -5 mm).Noten en rest van de ingrediënten met Parmezaan, eieren, mosterd en sojasaus tot een homogene massa mengen. Het beste gaat dat met de hand. Met zout en peper op smaak brengenBakvorm met bakpapier bekleden of goed invetten en lichtjes met meel bestuiven (via zeefje)

    De notenmassa in de vorm vullen en licht aandrukken. De vorm met aluminiumfolie afdichten, op een diep bakblik zetten en op de middelste rail 30 minuten bakken.Tussentijds de groenten wassen en zo nodig schillen. De wortels in de lengte in kwarten snijden, dunne wortels in de helft, de andere groenten klein snijden, de uien in een cm stukken snijden.Knoflook persen en met de olijfolie mengen.Groenten – behalve spinazie en/of spitskool - in de knoflookolie wentelen en op een bakblik leggen, met zout en peper bestrooien.De aluminium folie van de notentaart nemen en er vlokjes boter over verdelen. Terug in de oven plaatsen. Het blik met de groenten op de 2e rail van beneden plaatsen.Vanaf hier kan men ook een dag later verder gaan. Dan de zaak over nacht wel koel zetten.Groenten en notentaart nog samen 20 minuten bakken.Nu evt. spinazie en spitskool onder roeren. Nog 15 minuten bakken.Tussentijds de citroen heet wassen, drogen en schil fijn afraspen, sap uitpersen.Notentaart uit de oven halen en 5 minuten laten rusten.Groenten in een voorverwarmde schaal, met citroenschil en sap op smaak brengen.Notentaart uit de vorm halen en op een voorverwarmde plaat zetten met een deel van de cranberry-saus decoreren, met groenten en de rest cranberries serveren.

    Uiensaus: uien schillen en fijn hakken, in de boter met het tomatenmerg licht aanbraden. Bloem er over heen strooien en 2-3 min al roerend mee laten braden.Zijn tomatenmerg en uien licht bruin, dan in een keer al roerend groenten-bouillon en slagroom bijvoegen. Doorgaan met roeren tot de saus licht begint te koken.Peterselie wassen en fijn hakken. Met mosterd en sojasaus, nootmuskaat, zout en peper op smaak brengen. Als laatste peterselie bij voegen. Bij de notentaart serveren.

    De plaatje zijn compleet bedacht door chatgpt met de daarbij horende fouten. ook de tekst hieronder in het engels is vertaald door chatgpt, dus zijn met helaas een paar onvolkomenheden

    Nuts at Christmas

    Can’t we do anything else? Have we always been meat lovers? Absolutely not! In some periods and places, no one touched meat, like in India around the start of our era. These days, the trend is also moving away from meat, largely because of environmental concerns and animal welfare. Half the population is now flexitarian, eating no meat at least half the week.

    Strict vegetarians? They’re a modest five percent worldwide, just like in our country. India is the star player here, where over thirty percent of the population skips meat entirely.

    Then there’s the vegans, a much smaller group that takes it up a notch, steering clear of dairy and eggs as well. They do need to be careful to get all their vitamins and minerals, as some nutrients aren’t just hanging around in the air.

    Meat is by no means essential. Legumes—and especially nuts—are excellent and tasty alternatives. For example, check out our not-so-vegan recipe for a delicious nut tart, perfect for your Christmas dinner, included with this podcast.

    What actually is a nut?

    That depends on who you ask. Botanically speaking, nuts are single-seeded fruits with a woody shell. True nuts include acorns, hazelnuts, beechnuts, and chestnuts. But in everyday language? Well, anything goes.

    For example:

    * Almonds, coconuts, and walnuts? They’re seeds of drupes.

    * Cashews, pistachios, and pecans? Seed kernels.

    * Peanuts? They’re over in the legume family.

    In the kitchen, no one cares about these distinctions, so we lump them all together as “nuts.” What they all share is a high content of protein, healthy fats, and vitamins. Ideal for a balanced diet!

    Together with legumes like chickpeas and lentils, nuts make an excellent meat substitute. Plus, health-wise, nuts beat meat and dairy hands down, especially in reducing the risk of heart disease.

    One word of caution: some people are allergic to nut proteins, although peanuts—being legumes—are often fine for them. Just store your nuts properly (cool, dry, sealed), particularly chestnuts and walnuts, to avoid mold.

    Nuts versus meat: The eco-match

    Environmentally, nuts win by a mile. Their CO₂ emissions are 90% lower per kilo compared to meat. Peanuts, chestnuts, walnuts, and hazelnuts lead the pack here. However, nut farming does require a lot of land, though this land is often used for multiple purposes.

    Water use is less rosy—per kilo, it’s comparable to meat, which is tricky since many nuts grow in water-scarce areas. Almonds, pistachios, and cashews are the biggest culprits, while peanuts, chestnuts, and walnuts come out on top again.

    And let’s not forget the labor conditions in nut harvesting, especially in India and Turkey. Look for Fair Trade labels to make an ethical choice. While legumes like hummus and tofu are even more sustainable, nuts are doing just fine—and let’s be honest, they taste amazing.

    Time for the Christmas nut tart

    A Christmas dinner is more than just food—it’s a chance to close the year with loved ones, laughter, and maybe a glass of wine or two. The meal should be special, but let’s not forget the chef deserves to enjoy the evening as well.

    This year, we’re going festive with a "Nut Tart with Roasted Vegetables." It’s a showstopper that’s easy to prepare, tastes incredible, and—bonus—can be made ahead of time.

    Ready to cook up a nutty masterpiece? Grab the recipe and bring some joy to your Christmas table!

    Ingredients for the tart (serves 6):

    * 300 g mixed nuts (e.g., hazelnuts, almonds, cashews, walnuts)

    * 60 g pistachios

    * 150 g carrots (grated)

    * 1 onion (finely chopped)

    * 2 garlic cloves (pressed)

    * 300 g chestnuts (cooked, finely chopped)

    * 150 g aged Appenzeller cheese (grated)

    * 75 g whole-grain bread (toasted, crumbled)

    * Fresh parsley, thyme, and rosemary (chopped)

    * 50 g Parmesan (grated)

    * 3 eggs

    * 40 g mustard

    * 3 tbsp soy sauce

    * Salt and pepper

    * Butter for greasing

    * 1 jar of cranberry sauce (~220 g)

    For the vegetables:

    * 600 g carrots

    * 400 g broccoli or cauliflower (frozen is fine)

    * 250 g spinach, cabbage, or pak choi

    * 2 red onions

    * 3 garlic cloves

    * 60 ml olive oil

    * Salt and pepper

    Preparation:

    * Roast the nuts in a dry pan until lightly browned. Let cool and chop coarsely.

    * Mix all tart ingredients in a bowl until well combined. Season with salt and pepper.

    * Grease a loaf tin or line it with baking paper. Fill with the nut mixture and cover with foil. Bake at 180°C (convection) for 30 minutes.

    * Prepare the vegetables: Toss with olive oil, garlic, salt, and pepper. Spread on a baking tray.

    * Remove foil from the tart, top with butter flakes, and bake for another 20 minutes alongside the vegetables.

    * Serve the tart with roasted vegetables and cranberry sauce.

    Enjoy a sustainable and delicious Christmas dinner!



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Natuur met kerst (1): konijnen

    Een serie van vier podcasts over zaken uit de natuur die met kerst verbonden zijn. Als eerste hebben we het over konijnen. En ja, dan hebben we het over het kerstdiner. Want als konijn dan vooral met kerst. Daarom werden vroeger in veel huishoudens konijnen gehouden, vooral op het land. Nu leven er naar schatting een miljoen konijnen in Nederland als huisdier, als flappie zogezegd. Het is te hopen dat dat niet eenzaam in een houten hok is, want dat heeft weinig van doen met de natuurlijke levenswijze.

    Samen met hazen en fluithazen vormen konijnen een oude en geheel aparte groep onder de zoogdieren. Kenmerk is de dubbele tandenrij, in de bovenkaak. Door deze dubbeltandigheid, zo was de vroegere latijnse benaming voor de extra stifttanden achter de snijtanden, zijn ze gespecialiseerd in het knagen van wortels en andere plantendelen , maar ook, vooral in de winter, van bast. Ze gaan heel zuinig met hun voedsel om, ze hun verse mest nog een extra keer op voor een optimale vertering. Ze hebben sterke achterpoten, waarmee ze grote sprongen kunnen maken. Op de vlucht slaan hazen daarbij haken, terwijl konijnen meer zig-zag specialisten zijn.

    Konijnen zijn gezellige dieren, leven graag in familieverband in burchten, grotere holenstelsels het liefst in zandige grond. De jongen, van 1 tot 9 stuks, zijn de eerste tien dagen geheel hulpeloos, kaal en blind, en toegedekt onder dons in de nestgang. EĂ©nmaal per dag werken ze zich vrij, en kort daarop racet de moeder het nest in. Dan is het zo snel mogelijk een tepel te pakken krijgen, want na een minuut is de moeder weer weg, tot de volgende dag! Voor de laatste ijstijd kwamen al konijnen voor in Spanje (die naam betekende ooit konijnenland), en daarna hebben ze zich steeds weer over de rest van Europa uitgebreid, het laatst in de middeleeuwen.Landbouwers hebben in 1953 een Zuid-Amerikaans virus ingevoerd, myxomatose, en daardoor zijn de konijnen bij ons haast verdwenen. Maar moeizaam heeft een deel zich weten te redden, door toenemende resistentie. In 1984 kwam er een volgende klap door RHD, een viraal hepatitis uit China. De populatie is de laatste 20 jaar met 75% afgenomen. Vooral in duingebieden levert dat problemen op, konijnen hielpen daar de vegetatie kort te houden. Hazen hebben weer andere problemen. Die zijn niet gevoelig voor myxomatose, maar hebben veel last van de steeds kalere en grootschaliger landbouw. Hazen leven op hun eentje in een hazenleger op het veld, in greppels van kleinschalig grasland en akkerranden. Er is steeds meer jongen-sterfte. Hazenjongen zijn nestvlieders en zijn vanaf dag 1 op zich zelf gesteld (de moeder komt wel dagelijks even langs voor een zoogbeurt natuurlijk). Al met al loopt de hazenstand mede door gif en parasieten fors terug.

    Konijnenfok en jachtIn Europa worden meer dan 330 miljoen vleeskonijnen gehouden. Na het ‘vleeskuiken’ is het konijn het meest gehouden dier. Driekwart daarvan bevinden zich in ItaliĂ«, Frankrijk Polen en Spanje. In Nederland fokken 35 bedrijven zo’n 300.000 konijnen per jaar. Die gaan voor de slacht naar het buitenland. Maar we eten met zijn allen minstens tienmaal zo veel konijnenvlees, en dus is er invoer nodig, vooral uit Hongarije en China. De (kooi)omstandigheden waaronder al die konijnen gehouden worden zijn niet om over naar huis te schrijven, niet in Nederland maar zeker ook niet in het buitenland. Vergeleken met de fok stelt de jacht in ons land niet zo veel voor. In het jachtseizoen, dat loopt van 15 augustus tot 1 februari, worden in Nederland minder dan 30000 wilde konijnen geschoten.

    “Konijn in een roomsaus”Een feestelijk kerstdiner heeft meerdere functies. Het jaar gaat tegen het einde en familie en vrienden ontmoeten elkaar om het jaar genoeglijk af te sluiten. Een bijzondere maaltijd kan daar aan bijdragen. Maar de kok moet de klus makkelijk kunnen behappen. Het is immers wel zo leuk als ook zij of hij van de avond kan genieten.Dus in drie december-podcasts drie makkelijke, maar niet algemene menu-suggesties, passend bij de podcast. Achtereenvolgens: “Konijn in een roomsausje”, “Ree-Goulash” en voor de niet vleeseters een heerlijk “Noten-taart met ovengroenten”.

    Alle gerechten zijn goed voor te bereiden en hoeveelheden zijn voor 4 personen, maar dat kan natuurlijk makkelijk opgeschaald worden. Het is altijd beter een nieuw gerecht eerst een keer voor jezelf te koken. Dat maakt het op de dag van het bezoek wel zo ontspannen. Voor allen die met familie en vrienden gezellig gaan eten – of het nu deze, of andere gerechten zijn: eet smakelijk en goede feestdagen! Konijn in roomsaus:Vooraf past heel goed een eenvoudige bouillon, bijvoorbeeld uit een gekochte kalfs-fond, waaraan vermicelli en gehakte bieslook wordt toegevoegd. Achteraf bv. ijs met hete kersen of frambozen.

    Voor het “Konijn in een roomsausje” is een braadpan, een Dutch Oven handig, maar elke grote vlakke pot met deksel die in de oven kan is ook goed.

    Voorbereidingstijd ca. 15 min; oventijd 80 tot 90 min/Ingrediënten1 konijn, keuken klaar in stuken of 4 konijnenbouten200 ml groentebouillon150 g vet spek (biologisch)400 ml slagroommosterd, mild of regularzout en pepereen snufje suiker (of zoetstof)Voorbereiding(Als het eten dezelfde dag klaar moet zijn : de oven op 200 graden (hete lucht) voorverwarmen.)

    De konijnenstukken met mosterd inwrijven en met zout en peper kruiden.Het spek in kleine blokjes (~1/2cm) snijden en in de pan op laag vuur het vet uitbraden.Het vuur hoog zetten en de konijnstukken bijvoegen. Krachtig van alle kanten aanbraden.Hebben de konijnstukken een mooie kleur dan met groentebouillon blussen.

    TOT HIER ZOU MEN AL EEN DAG VAN TEVOREN KUNNEN VOORBEIDEN, dan de pan tot de volgende dag met deksel koel zettenDe pan met deksel erop in de voorverwarmde oven (200 graden, hete lucht) schuiven.Na ongeveer œ uur 200ml slagroom bij gieten. Na een verdere œ uur nog een keer 200ml. Evt. nog iets water bij voegen.

    Wie het vlees iets bruiner wil kan nog voor 10min de deksel eraf halen. Met een dun mesje gaarheid testen. De pan uit de oven halen, de saus op smaak brengen.

    Dit gerecht past goed bij gekookte aardappelen en rode kool en of spruitjes (spruitjes tip: niet in water koken, maar in iets olie met boter langzaam gaar baken, amandelschilfers overheen strooien, met zout peper een iets noot muskaat op smaak brengen.)



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe
  • Komt er ooit nog een natuurmuseum in Groningen? Of gaven een brand en de PvdA de definitieve doodsteken?

    Regionale natuurmusea zijn er in vrijwel alle provincies, maar niet in Groningen. En dat is te wijten aan nalatigheid en domheid. In 1906 vernietigde een brand tijdens verf-werkzaamheden de vermaarde natuurcollectie van Petrus Camper en professor van Swinderen, die de hele 1e verdieping van het toenmalige academiegebouw in beslag nam. In 2007 bracht de gemeenteraad van Groningen onder aanvoering van de PvdA het natuurmuseum, ontwikkeld in 75 jaar tijd en magnifiek gevestigd in het voormalige Groninger museum voor Stad en Ommelande, om zeep. Dat ondanks vele protesten binnen en buiten de politiek. Het verschil tussen de twee catastrofes is dat de laatste met opzet, en vanuit pure stompzinnigheid gebeurde. Een monumental gebouw werd voorgoed aan de openbaarheid onttrokken. En een noodzakelijke kristallisatiepunt voor natuurbeleving en educatie werd aan de schooljeugd en de bevolking van stad en provincie van Groningen ontnomen.

    Daarmee is op Flevoland na Groningen de enige provincie zonder zo’n instelling waarin de biodiversiteit tot leven komt. Ook voor de professional is het moeilijk een overzicht te hebben over alles wat de natuur in een gebied te bieden heeft, en dat overzicht biedt een museum met zijn zorgvuldig beheerde collecties. Maar ook is het de plaats waar de citizen scientist, vroeger noemde we dat de geinteresseerde leek, terecht kan. Vaak zijn dat superspecialisten waar een museumstaf nog veel van kan leren. Een natuurmuseum kan steeds weer nieuwe thema’s aansnijden, in grote tentoonstellingen maar ook door de schijnwerper te zetten op een heel bijzonder of actueel natuurfenomeen. En daarmee krijgt het extra aandacht van de bevolking en vooral ook van kinderen. Die zijn natuurlijk ook dol op rariteiten-kabinetten, maar ook hun belangstelling voor de natuur krijgt daar een kick start.

    Hoe komt het dat een gemeenteraad zo dom kan zijn? Het Groningse natuurmuseum was eerst gevestigd in een oud schoolgebouw, daarna al wat groter in een oud kantongerecht en daarna in het prachtige vroegere kunstmuseum. En daar ging het mis, want diezelfde gemeente zette de aanstelling van een directeur door die het vooral over kunst en natuur wilde hebben, een thema wat nou niet zo direct kids aanspreekt. Bezoek liep terug, dus weg met het museum. Nou ja nog een beetje en maar voor een hele korte tijd, via de schooltuinen (die in Groningen wel goed lopen). En hoe nu verder? Veel is weggegeven, aan musea in Leiden en Leeuwarden. Er zijn nog wel grote collecties geologie, zoologie en botanie, maar die zitten ontoegankelijk in een depot van de Universiteit. Het universiteitsmuseum is veel te klein om daar een goed beeld van te geven. Wel heeft een particulier Klaas Nanninga een klein, eigen natuurmuseum in zijn woonhuis in de stad Groningen gemaakt (je kan er op aanvraag op bezoek, www.klaasnanninga.nl). Maar de situatie vraagt natuurlijk om een goed gebouw en een deskundige en enthousiaste staf. En een politiek die meer dan lippendienst aan de natuur biedt.

    De natuurmusea van Nederland.

    Buiten Groningen zijn er in Nederland tal van prachtige natuurmusea. Mooie “complete” regionale musea zijn er in bijvoorbeeld in Leeuwarden, Denekamp, Enschede, Nijmegen, Tilburg, Rotterdam, Boxtel en Maastricht. Het oudste museum van Nederland, Teylers in Haarlem heeft heel bijzondere collecties fossielen en mineralen. En de topper is natuurlijk Naturalis in Leiden, waar veel andere verzamelingen in zijn opgenomen en het grootste onderzoeksprogramma naar biodiversiteit loopt. Een mooi overzicht van alle musea geeft het boek “Natuurschatten” van Fred de Ruyter.



    Get full access to Menno en Erwin about Nature and Science at www.mennoenerwin.nl/subscribe