Avsnitt

  • Wanneer kan cameratoezicht een bijdrage leveren aan (het verbeteren van) veiligheid?
    Dat is een hele goede vraag! Maar om die vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om eerst te kijken wat we verstaan onder cameratoezicht. We hebben het in deze podcast over cameratoezicht in het kader van openbare orde. Verreweg de meeste camera's staan wel op een openbare plaats, maar niet in het kader van de openbare orde, denk aan camera's van bedrijven, mobiele telefoons, openbaar vervoer enzovoorts. De verhouding is 1 gemeentelijke camera op 100 overige camera's.
    De gemeentelijke camera is een typisch soort cameratoezicht, die is uniek. Het antwoord op je vraag is eigenlijk dat alle problemen, ieder openbare orde probleem, op te lossen is met cameratoezicht. Als je het maar goed regelt, als de techniek goed past bij het probleem, dan kun je elk knelpunt beïnvloeden. Alles moet optimaal ingeregeld worden om dit resultaat te kunnen halen. Er zijn vaak andere oplossingen die sneller te implementeren zijn en goedkoper zijn, maar je kán op zich heel veel met camera's.

    Soorten cameratoezicht:

    klassieke vorm: een vaste camera op een paal of aan een gebouw. Opvallend door de veelgebruikte politiestriping. Deze kunnen soms ook nog draaien en inzoomen. Je ziet ze veel  in uitgaanscentra en op hotspots.
    mobiele vorm: een verplaatsbare camera in een unit die gemakkelijk ergens anders neergezet kan worden (door politie, bouwbedrijven, gemeente). Meestal tref je deze aan in woonwijken of bijvoorbeeld bij een bedreigde politicus.
    mobiele camera's: camera's die kunnen lopen, rollen, vliegen, maar ook bodycams, scan auto's (voor parkeren / kentekenherkenning).
    publiek private samenwerking: bewakingscamera's met als doel veelal zaaksbescherming waarvan de beelden doorgestuurd worden naar gemeente / politie.

    Wettelijke grondslag?
    In de Gemeentewet kwam in 2006 het artikel 151C. Hierin werd het mogelijk maatregelen te nemen voor noodgebieden, dat ging over vaste camera's. Het ging om een expliciete wettelijke grondslag voor cameratoezicht in gevoelige gebieden, bijvoorbeeld op de Wallen in Amsterdam of in de binnenstad van Den Haag. In 2015 is het woord "vast" geschrapt. Na die wetswijziging kwamen er veel vragen over privacy, de impact was groot en sommige gemeenten wilden meer mogelijkheden om korter en intensiever cameratoezicht in te zetten. Uiteindelijk staan de meeste camera's nog steeds op een paal, feitelijk is er weinig veranderd en is een heel klein deel van de camera's mobiel.
    Wordt cameratoezicht makkelijker toegepast?
    Jazeker, de manier waarop wij over straat gaan is anders dan 10-15 jaar geleden. Het is normaal geworden om gefilmd te worden.
    Horizonbepaling
    Het is belangrijk meer te evalueren, de noodzaak moet beter onderbouwd worden. Het gaat immers om tijdelijk cameratoezicht als de burgemeester de camera's ophangt. Tegelijkertijd is het makkelijker het OM, politie en gemeenteraad mee te krijgen. Voor de start is het volgens Sander Flight belangrijk een zogenaamde "Horizonbepaling" op te nemen in je besluiten. Op het moment dat je de camera's ophangt, bepaal je ook al wanneer je ze weer weg gaat halen. Het is belangrijk om duidelijkheid te geven dat het een tijdelijke maatregel is. In Arnhem staat er als sinds 1997 cameratoezicht. Dus pas op, want als je ergens een camera neerzet blijft hij meestal staan en komt er snel nog eentje bij.
    Onderbouwing noodzakelijkheid
    Noodzakelijkheid betekent eigenlijk proportioneel en subsidiair. Bij geweld en inbraken mag het, maar niet voor te vroeg afval buiten zetten. Het is belangrijk de vraag te stellen: Kan het doel ook met iets anders worden bereikt? Wat kan er met fysiek toezicht, communicatie, verlichting, enz? De meeste gemeenten onderbouwen de subsidiariteit door te zeggen dat het cameratoezicht onderdeel is van een pakket. Maar dat is niet de juiste onderbouwing. Pas als alle andere lichtere maatregelen niet hebben gewerkt, dan mag je een zwaarder middel inzetten zoals cameratoezicht....

  • https://youtu.be/SmXEKNMq-SI




    In deze podcast gaan wij in gesprek met Sten Meijer, werkzaam bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV).



    Sinds 2012 is Sten bezig met het thema veiligheidsbeleving. Juist het feit dat het subjectief is en beïnvloed wordt door vele factoren, maakt het voor Sten interessant.



    Wat is subjectieve veiligheid?



    Objectieve veiligheid geeft cijfermatig weer wat er gebeurt op het gebied van veiligheid zoals het aantal aangiftes van woninginbraken of het aantal meldingen over jeugdoverlast. Subjectieve veiligheid gaat over hoe mensen de veiligheid ervaren.



    De vraag die rijst is: zijn veiligheidsgevoelens, die sterk beïnvloedbaar zijn door van alles om ons heen inclusief de media en gebeurtenissen van zowel dichtbij als veraf, door de lokale overheid eigenlijk wel te sturen? Het antwoord dat Sten geeft is dat dit wel degelijk mogelijk is.



    Hoe kun je sturen op veiligheidsgevoel?



    Maar hoe kunnen gemeenten dat dan doen? Aan welke knoppen kun je als gemeente draaien? Welke rol heeft de gemeente en wie binnen die gemeente heeft dan welke rol? Sten geeft aan dat binnen een gemeente hier op verschillende niveaus invulling aan gegeven kan worden. De burgemeester kan opdracht geven voor het afnemen van de veiligheidsmonitor. Naast vragen over slachtofferschap worden ook vragen gesteld over hoe bewoners de veiligheid ervaren. Dat is de eerste stap om cijfermatig een beeld te krijgen op gemeentelijk niveau en bij voorkeur nog op het niveau van wijk en buurt. De uitvoering, analyse en vervolgstappen zouden door de OOV-adviseur ingevuld kunnen worden als opdracht vanuit college. Een opdracht zou kunnen zijn om dan nader onderzoek te doen naar de veiligheidsbeleving.



    Onderzoek doen



    Analyseren en onderzoek doen is belangrijk. Idealiter is dit een continu proces van het verzamelen van data. Belangrijk is om het onderzoek uit te voeren op dezelfde momenten. Weersinvloeden kunnen namelijk een rol spelen in de uitkomsten. Leg daarnaast ook je oor te luister bij professionals en bewoners.



    In buurten / wijken heb je vaak een dominante minderheid en een zwijgzame meerderheid. Het is belangrijk om te onderzoeken wat er speelt, het te kiezen middel helpt daarbij. Als je bijvoorbeeld een bijeenkomst houdt van 19.00-21.00, dan weet je al dat je jonge ouders missen gaat. De 50- plusser komt wel. De vraag is of je dan een voldoende breed beeld hebt? Het is goed dit aan te vullen met keukentafelgesprekken of een ronde in de wijk.



    Meer diepgaand onderzoek



    Er zijn verschillende aanleidingen om een diepgaander onderzoek te doen. Een stijging in de feitelijke criminaliteit bijvoorbeeld of een verschil tussen een daling in strafbare feiten en een gelijkblijvend veiligheidsgevoel. Daar komt het CCV in beeld, als onafhankelijke partij.



    Het CCV brengt de onveiligheidsgevoelens in beeld. Daarbij is de vraagstelling bepalend voor het soort reactie en de reikwijdte van het antwoord dat je krijgt. Het liefst horen wij een verhaal over hoe mensen zich voelen in de wijk / buurt, geeft Sten aan. Er zijn namelijk veel factoren die een bijdrage leveren aan dit gevoel. In die gesprekken gaat het over veiligheid, maar vaak ook over leefbaarheid of over het publiek vertrouwen (het vertrouwen dat zij hebben in organisaties als de gemeente, politie). Het uitvoeren van concrete acties laat bewoners zien dat zij op de overheid kunnen rekenen.



    Vier omgevingen



    Vanuit het CCV kijken we naar 4 omgevingen die veiligheidsbeleving beïnvloeden, geeft Sten aan:



    criminele omgeving, wat gebeurt er als het gaat om agressie, autokraak enzovoorts.sociale omgeving, hoe is het gesteld met de sociale kwaliteit, zorg en cohesiefysieke omgeving, hoe ziet een wijk eruit, bouwjaar, zwerfafval, verlichting achterpadeninstitutionele omgeving, hoe is de communicatie vanuit organisaties met de mensen en hoe kijken mensen naar deze organisaties



    Vanuit deze 4 omgevingen zijn 12 factoren geoperationaliseerd in...

  • Saknas det avsnitt?

    Klicka här för att uppdatera flödet manuellt.

  • https://youtu.be/xNoq45K9YN4




    In deze podcast spreken we met Hans Siepel. Hans is een bekend gezicht in het landschap van de crisiscommunicatie. Het boek dat hij samen met Frank Regtvoort hierover schreef is een standaardwerk dat door menig communicatieprofessional is gelezen. Het communicatiemodel dat in het boek centraal staat is een veel gebruikt handvat in de crisiscommunicatiestrategie. Nog altijd heeft Hans in zijn boeken oog voor maatschappelijke problemen en hoe we hier een goed antwoord op kunnen geven, met de hermetische wijsheid als vertrekpunt. 



    Een crisistijdsgewricht



    Als we om ons geen kijken zien we op veel verschillende domeinen grote problemen. We zien allerlei soorten crises en mensen maken zich zorgen. Het zijn politiek en bestuurlijk heel erg ingewikkelde tijden. Hans interpreteert deze tijd als een einde van een tijdperk. Een einde van een systeem die niet meer afdoende oplossingen kan bieden voor de problemen die we tegenkomen. Voor vele hedendaagse vraagstukken zijn eigenlijk geen goede oplossingen meer. Vraagstukken zijn haast existentieel en de vraag die speelt is of we er wel goed naar kijken.Hans citeert Jan Rotmans die het huidige tijdperk ziet als periode van existentiële verandering. We zijn in transitie. De samenleving en het internationaal systeem zoals we deze kennen loopt tegen het einde. Waarom kunnen instituties niet meer leveren wat ze eigenlijk wel zouden moeten?Hans beschrijft een situatie met zijn eigen schoonmoeder. Ze is erg ziek en heeft zorg nodig. Een goede plek met de juiste verzorging is niet leverbaar. Thuiszorg is vervolgens het antwoord met een heel peloton aan hulpverleners. Maar werkt dat wel? Waar zijn schoonmoeder vooral behoefte aan heeft is aandacht maar lukt dat wel met het strakke tijdschema van welwillende verpleegkundigen en zorgverleners? Levert de zorg in Nederland wel wat er echt nodig is?Hans: "We hebben een overschot aan experts, aan disciplines".  De problemen worden niet of nauwelijks opgelost en worden bovendien steeds erger. Hans stelt dat de politiek zelf hier mede schuldig aan is. De politiek heeft bijvoorbeeld zelf de basis gelegd voor de stikstofcrisis nu. Het probleem ligt niet bij de boeren... Nee, het zijn politieke besluiten. 



    De samenleving komt voor zichzelf op



    De protesten en opstanden wereldwijd zijn goed te verklaren. De samenleving komt voor zichzelf op. De boodschap is dat wanneer de overheid niet meer levert, dat we het dan maar zelf doen. Mensen herontdekken dat ze zelf heel veel kunnen. Het beeld dat we de overheid en experts nodig hebben is achterhaald. Dat is niet zo. Er zijn genoeg voorbeelden waaruit blijkt dat op kleine schaal zorgvoorzieningen worden georganiseerd met lage kosten. Steeds meer mensen komen tot het inzicht dat de laag met alle experts en instituties ons juist in de weg zitten. De samenleving is volgens Hans veel verder in hun denken, doen en laten. Dat staat op gespannen voet met de opvattingen van de instituties zelf. Zij denken dat ze van essentiële waarde zijn voor de samenleving. Dat er behoefte aan hen is. Er hangt ook veel aan vast, stelt Hans. Het gaat over macht, grote belangen en verdienmodellen. Een verandering hierin vraagt om een kritische blik, om zelfkritiek. Zijn wij als overheid niet zelf onderdeel van het probleem? Werkt onze manier van politiek bedrijven? Maar het antwoord is dan ook simpel. Nee, het werkt niet meer. Het is een gedegenereerd concept. Het valt hier trouwens nog wel mee want kijk even naar Amerika. Het maakt daar bijna niet meer uit of het waar of niet waar is. Politici kunnen van alles beweren. Principes in het bedrijven van politiek, beslissen op basis van argumenten, het toepassen van hoor en wederhoor, het is allemaal nep. 



    Polarisatie



    Dit is volgens Hans een groot probleem. Het leidt tot polarisatie. Er is geen westers land meer dat het niet gepolariseerd is. Mensen hebben wel door dat de crises vrij diepgaand zijn en dat er allerlei bedreigingen zijn.

  • https://youtu.be/DISmT6SKGwg








    In onze eerste podcast spreken we met Roy Johannink. Roy werkt als zelfstandig adviseur en trainer in het vak van crisisbeheersing. Hij noemt het zelf liever risico- en incidentmanagement. In deze podcast gaan we in op die context en de rol van gemeenten. Hieronder volgt de samenvatting.Een kort woord vooraf... Het terugluisteren van onze eerste podcast was een leerzame ervaring. Veel is gezegd maar veel ook niet. Soms wat generaliserend. Haal eruit wat je wilt. Het is slechts een perspectief.



    Incidenten of crisis?



    Incidenten staan centraal in het gesprek. Wat zijn incidenten eigenlijk? In de basis zijn incidenten volgens Roy gebeurtenissen die afwijken van de normale gang van zaken. Dat kan dan van alles zijn. Van verkeerde uitspraken in de media tot aan een brand met slachtoffers of maatschappelijk onrust door terugkeer van een zedendelinquent. Incidenten kunnen groot of klein zijn en als je goed kijkt gebeuren deze elke dag. En wat doe je dan? Dat is een belangrijk vraag. Roy's missie is het helpen van medewerkers en teams om hun rol in het stelsel van crisisbeheersing zo scherp mogelijk te krijgen. Die rol is volgens hem voorwaardelijk voor het goed functioneren van de crisisorganisatie en helpt bij het voorkomen van slachtoffers en schade.  Zijn we als lokale en regionale overheid efficiënt georganiseerd voor incident- en crisismanagement? We hebben heel veel mensen in de regionale crisisorganisatie. Het kost een vermogen om al die mensen op te leiden. Maar leidt dat wel tot de gewenste kwaliteit?



    Kijken: wat is er echt nodig?



    Volgens Roy kijken we op een verkeerde manier naar de taken en de gewenste uitvoering ervan. Veel van de taken binnen de regionale crisisorganisatie zijn nagenoeg hetzelfde als taken die mensen in de reguliere organisatie uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan het geven van een advies of het nemen van besluiten. Is het wel echt nodig om de mensen daarin op te leiden? We maken het misschien wel iets te spannend met elkaar. Roy: het mooie van incidenten is dat een organisatie kan ontdekken op welke plekken zij kwetsbaar is. Sterker nog, je kunt als je tijdens de voorbereiding naar een organisatie kijkt al voorzien waar de kwetsbaarheid zich zal voordoen. Een crisisorganisatie hoort niet iets aparts te zijn maar eerder een geïntegreerd verlengstuk van je normale organisatie dat op bepaalde momenten extra capaciteit of bevoegdheden nodig heeft. 



    Voorbereiding versus uitvoering



    In gemeenteland is Openbare Orde en Veiligheid een belangrijk thema. Kleine en grote incidenten komen voor. Echter, niet alle gemeenten hebben de capaciteit om dit goed voor te bereiden. Dat is de voornaamste reden om de samenwerking op te zoeken en deze samenwerking krijgt formeel vorm binnen de veiligheidsregio. Dit heeft ervoor gezorgd dat gemeenten bepaalde onderdelen van de voorbereiding en uitvoering van crisisbeheersing niet meer alleen hoeven te doen. De veiligheidsregio is hiermee het verlengstuk van de lokale verantwoordelijkheid van het college van B&W. 



    Luiheid?



    Maar is er ook een ander effect te bespeuren? Het lijkt er namelijk soms op dat gemeenten denken dat de veiligheidsregio een totaaloplossing is voor alle voorkomende incidenten. Wanneer er zich een incident voordoet, dan kijken gemeenten wel eens naar de regionale crisisorganisatie van de veiligheidsregio, want zij gaan het voor ons regelen. Dat is maar ten dele zo. Er is en blijft altijd de lokale verantwoordelijkheid.



    Daarnaast: een incident, groot of klein, heeft altijd een lokale impact. Wat is dat en wat kun je of moet je als gemeente daaraan doen?   Politie- en brandweermensen hebben vaker te maken met situaties die gaan over leven en dood. Maar een incident, groot of klein, heeft daarnaast ook een maatschappelijk effect. Wat is dat effect en wat kun je of moet je als gemeente daarmee doen?  Daarnaast is volgens Roy een trend zichtbaar dat veiligheidsregio's zelf steeds meer taken op het g...